De aanleiding
Het moment dat het deeg zich losmaakt van de kom van een keukenmachine is altijd weer spannend en geruststellend. Het wonderlijke proces heeft zich weer voltrokken. Uit drie grondstoffen, water meel en voordeeg heeft zich een nieuwe stof gevormd die met geen techniek ter wereld weer te reduceren is tot die drie grondstoffen.
Natuurkundig is het moment dat het deeg loslaat, het moment dat de cohesie (de samenbindende kracht) groter is dan de adhesie (de hechting aan de andere materie).
In ambachtelijke zin houdt het de bakker in kwestie bezig waarom dit moment de ene keer al in de vierde minuut van het kneden kan optreden en de andere keer pas in de laatste minuten van de acht waarop de keukenwekker is ingesteld.
De bakker streeft er na het proces zo goed mogelijk te beheersen, door de receptuur zo nauwkeurig mogelijk te volgen, maar de enige stap die niet volledig beheersbaar is, is de fermentatie van het voordeeg. Blijkbaar is die afhankelijk van de temperatuur en/of de vochtigheidsgraad in het huis in de dag en nacht die aan het kneden voorafgaan.
Maar omdat de bakker niet alleen brood maakt, maar ook een sociaal project uitvoert, namelijk voedsel te produceren tegen grondstofprijs en de arbeid te schenken is het niet verwonderlijk dat bij de confrontatie met een proces van toenemende adhesie ook vrijwel onmiddellijk gedachten opkomen over de maatschappelijke vormen van adhesie.
En inderdaad wordt er door sociologen en politici gebruik gemaakt van de term ‘sociale cohesie’.
Onder sociologen is er verschil van mening wat die term precies omvat en waardoor sociale cohesie wordt veroorzaakt of juist wordt belemmerd. En politici verstaan onder sociale cohesie iets moois dat door hun voorstellen en/of maatregelen ontstaat of versterkt wordt.
Een interessant begrip dus, cohesie.
Meer of minder adhesie?
Zeker een interessant begrip als je je realiseert dat waar de cohesie toeneemt in de regel toeneemt adhesie (verbinding met het andere of de andere) afneemt. Dat is alleen daar niet het geval waar oorspronkelijk geen enkele adhesie bestond.
Positieve effecten van sociale cohesie mogen dan zijn dat de onderlinge band en daarmee de onderlinge samenwerking en solidariteit verstrekt wordt, maar het negatieve aspect van dat onderlinge is dat het kan neigen tot exclusieve solidariteit en samenwerking. En in extreme gevallen tot uitsluiting van diegenen die niet tot ‘ons soort mensen’ gerekend worden.
Spontane adhesie of georganiseerde cohesie?
On na te gaan waar cohesie kan leiden tot isolationisme, lijkt het nuttig om onderscheid te maken tussen spontane cohesie en georganiseerde cohesie.
Spontane adhesie is een hechtingsproces dat ontstaat vanuit de wil en behoefte om dingen samen te doen of te blijven doen of samen te beleven. Dat kan veroorzaakt worden door wederzijdse aantrekking, uit een samen doorgemaakte ervaring, of door het ontstaan van een natuurlijke verantwoordelijkheidssituatie zoals die bestaat jegens je kinderen, ouders of andere naasten, of waar iemand beroepsmatig of vrijwillig aan jouw zorgen, producten of diensten is toevertrouwd.
Georganiseerde cohesie daarentegen is gebaseerd begrippen die een (vaak exclusieve) eenheid suggereren waartoe bepaalde groepen mensen zouden behoren.
Stam, volk, ras, cultuur, klasse, geslacht, en geloofsgemeenschap zijn de bekendste begrippen die daarbij gehanteerd worden en die mensen er toe kunnen brengen te geloven dat zij daar toe behoren, er van nature mee verbonden zijn, en bepaalde eigenschappen aan ontlenen.
Hier lopen echter twee categorieën begrippen door elkaar, die beiden denkbeeldig zijn, aan elkaar tegenstrijdig zijn en om de irrationaliteit compleet te maken ook nog met elkaar vereenzelvigd worden: namelijk verband en individu. En verband wordt hier gebruikt als verzamelnaam voor de hierboven genoemde trits van stam, volk, ras enzovoort. En individu is hier gebruikt voor een stel begrippen als persoon, persoonlijkheid, en identiteit.
Dat die twee verschillende , en in menig opzicht aan elkaar tegengestelde begrippen toch met elkaar door elkaar worden gehaald blijkt bijvoorbeeld uit het ’Koersdocument’ van een aantal gemeenten in Zuid-Limburg die op meerdere terreinen willen gaan samenwerken, en waarin gesproken wordt van hun ‘gezamenlijke identiteit’.
Terwijl je bij die zelfde gemeenten om de zoveel tijd terecht moet om je identiteitsbewijs te verlengen zodat je kunt bewijzen dat jij inderdaad Ben Burger bent geboren op die en die dag in die en die plaats en volstrekt iemand anders bent dan al die x miljard andere aardbewoners? Hoezo ‘gezamenlijke identiteit’.
Een marketing bureau spreekt in een advies aan een van die gemeenten zelfs over het DNA van die gemeente.
Wat is nu de aantrekkelijkheid van zo’n virtuele eenheid
Dat hangt er van af over wie we het hebben. Over degenen die zich tot een bepaalde groep te behoren, of over de bestuurders die uitgaan van het bestaan van zulke groepen, en ze zo nodig zelf in initialiseren.
Laten we het eerst hebben over de beweegredenen kunnen zijn voor mensen om zich als lid van een groep te zien en te voelen.
Het stamverband is waarschijnlijk de oudste vorm, en bood zeker vroeger veiligheid. Dat wil zeggen veiligheid naar binnen, maar tegelijk naar buiten toe ook een afhouden dat zich kan uiten in houding van afstandelijkheid tot vijandigheid ten opzichte van de omringende stammen.
Zelfbehoud vereist stabiliteit en in de beginfase van een populatie ook groei en uitbreiding van de genenpool. Groei die zijn beurt weer leidde tot de behoefte aan gebiedsuitbreiding. Het begin van de geopolitiek dus eigenlijk.
In modernere tijden blijken er andere prikkels te zijn die mensen er toe kunnen bewegen om zich aan te sluiten bij- of onderdeel te voelen van een bepaalde groep.
Dat gebeurt als je aan een bepaalde groep collectieve positieve eigenschappen toedicht.
Eigenschappen waar je trots op kunt zijn. En het mooie is dat je die eigenschappen daarvoor als individu helemaal niet hoeft te hebben meegekregen of door hard werken hoeft te hebben ontwikkeld. Je hoeft je alleen maar aan te sluiten bij een club die dat verkondigd of ze na te praten.
Zo was er een tijdje een partij van een VVD dissident die de naam droeg “Trots op Nederland”. Blijkbaar gebaseerd op het idee dat trots het resultaat is van verdienste, en als je je dus lieerde aan die trots je vanzelf ook die verdienste verwierf. Maar dat is natuurlijk een ontzettend dom idee.
In de persoonlijke sfeer kan je daar nog wel een zeker begrip voor opbrengen
Opa heeft in zijn jonge jaren een aardig potje straatvoetbal gespeeld en als hij dan mag beleven dat zijn kleinzoon de jeugdopleiding van een profvoetbalclub weet te halen, denkt hij (of zegt misschien wel eens hardop) ‘dat heeft ie van mij’. Maar de opa in kwestie denkt (en zegt al helemaal niet) hetzelfde als zijn kleinzoon opgepakt wordt voor een of ander misdrijf.
Dit verschijnsel nu, dat mensen er toe verleid kunnen worden zich te identificeren met een complex van eigenschappen dat toegedicht wordt aan een abstracte entiteit als volk en alle afleidingen daarvan is op kleinschalig niveau nog te beschouwen als een ietwat belachelijk doch onschuldig tijdverdrijf. Zo stond onlangs in een regionaal dagblad een bericht dat, oh grote schrik, het volkslied van de provinciehoofdstad plagiaat leek te zijn van het volkslied van een Midden-Europese natie!
Maar op grootschalig niveau waar het de vorm krijgt van nationalistische retoriek wordt het ronduit gevaarlijk.
De geschiedenis biedt genoeg voorbeelden waartoe een collectief ‘Volksempfinden’ kan leiden. Inclusief de massale verkiezing van een misdadiger tot Führer und Reichskanzler per referendum.
Het referendum dat tegenwoordig weer wordt aangeprezen als ultiem democratisch instrument.
Zuilen en bundels
Waarom wordt dat denken in collectieven dan toch noch in een groot deel van het politieke spectrum druk beoefend?
Allereerst is het gemakkelijker om te denken aan een monolithische entiteit als ‘het volk’ dan als een samenleving van mensen met uiteenlopende talenten, bezigheden, belangen en idealen. Daarnaast is het bestaan van groepen die zich opwerpen als dragers van bepaalde waarden gemakkelijker voor bestuurders omdat die dan naar hen kunnen verwijzen als verschaffers van een legitimerend draagvlak.
In gebieden waar dat groepsgevoel nog een belangrijke rol speelt, wat men kan waarnemen door een sterk verenigingsleven en het in stand houden van oude tradities, scoren die conservatieve partijen het beste. Wat tot gevolg heeft dat, wanneer er impopulaire maatregelen getroffen moeten worden zo’n partij zich vaak bediend van de formule “mits haalbaar, betaalbaar en er voldoende draagvlak is”.
Zo is de steun bij de volgende verkiezingen in elk geval voor een deel verzekerd.[1]
Het onderscheid tussen spontane adhesie en georganiseerde adhesie is niet definitief. Het kan dat spontane belangengroepen zoals de gilden later geïnstitutionaliseerd worden in wat wij in de tweede helft van de vorige eeuw nog kenden als bedrijfschappen.
In de meest extreme vorm heeft dit geleid tot het besturen van het land via die afzonderlijke belangen groepen die ingeënt werden met één overheersend belang: de grootheid en superioriteit van de natie en daarmee van de onderdanen. In Italië vorm gegeven door het fascisme en in Duitsland ten tijde van het nationaalsocialisme. In Nederland werd het idee van de corporatieve staat met enige afstand toch niet helemaal onaantrekkelijk gevonden.
Dat is wel te begrijpen omdat de verzuiling in zekere zin een vorm van corporatisme light was.
Hier ontbrak gelukkig het element van een verbindende ideologie omdat elke zuil zijn eigen heiig ideaal had.
Bovendien was elke zuil gelieerd aan ten minste één politieke partij en was de landelijke politiek onderworpen aan een democratisch proces.
In de nadagen van het zuilenstelsel toen de bevolking na de bevrijding van de bezetter, eigenlijk ook wel van andere zaken af wilde, want ideaal waren de vooroorlogse dagen zeker niet werd op de doorbraak gedachte van links gereageerd met het Mandement van de Bisschoppen en was het hek van de dam.
Toch kon er na de ontzuiling toch nog goed samengewerkt worden tussen politieke vleugels en werden in de periode van de rooms-rode coalities belangrijke sociale hervormingen doorgevoerd zoals de algemene ouderdomswet en de algemene bijstandswet.
Volgens de oude bakker die dit verhaal begon zijn er na de oorlog twee ontwikkelingen geweest die een herwaardering verdienen: De ontzuiling en de (onvoltooide) emancipatie.
De ontzuiling omdat hier naar zijn mening met het wegwerpen van het badwater te weinig nagedacht is wat er vervolgens met het kind moest gebeuren,
De emancipatie omdat deze enerzijds onvolledig is geweest en anderzijds geleid heeft tot een overwaardering van het begrip identiteit.
Wat het laatste betreft is hier al eerder over geschreven en de vier artikelen over vrijheid in dit blog, over die emancipatie is al veel terug te vinden in https://gerardvb.com/2018/11/17/terug-naar-de-komende-en-de-gaande-man/
Helaas emancipeerden de ondernemers zich via de globalisering tot een macht waar lokale overheden geen grip meer op hadden daarbij gefaciliteerd het inslaan van een ‘derde weg’ van sociaaldemocratische leiders, waarbij het woord doorbraak een geheel andere betekenis kreeg.
Hoe nu verder?
Inmiddels staan we voor een crisis die alleen maar op te lossen is als we het ongeschonden voortbestaan van de biosfeer als eerste prioriteit zien.
We kunnen dus niet doorgaan met die dodelijke formule van “haalbaar, betaalbaar en draagvlak” te herkauwen.
Want dat draagvlak zou wel eens net zo betrouwbaar kunnen zijn als de bodem van een overbelast rubberbootje op Middellandse Zee.
En laten we kritisch zijn ten aanzien van iedereen met termen als DNA en identiteit of zelfs gezamenlijke identiteit als het over mensen gaat.
______
[1] “By its very essence, politics induces those who work in it to focus their attention on short-term issues that have a direct bearing on the next elections instead of on what will happen a hundred years from now. It compels them to pursue group interests rather than the interests of the human community as a whole, to say things that please everyone and not those which people are not so happy to hear, to treat even truth itself with caution.”
Fragment het voorwoord van Vaclav Havel in tot The Open Society and Its Enemies van Karl Popper, tijdens de uitreiking van een eredoctoraat mede n.a.v. het feit dat het vijftig jaar gleden (in 1945) verscheen.
Preface: ‘Karl Popper’s The Open Society and Its Enemies in the contemporary global world’ — Pagina xv
Geef een reactie