Omdat wij beiden werden genoemd in een nogal merkwaardige scriptie over de relaties tussen Nederland en de DDR, zocht ik het telefoonnummer op van mijn oude strijdmakker Fries de Vries, die ik schat ik zo’n 30 jaar niet gesproken had.
In de e-mails die volgden maakte hij gewag van een zekere steen met een adreskaartje. Maar uit wat er op volgde kreeg ik de indruk dat hij het tweede deel van het verhaal niet kende. En omdat dat juist het mooiste deel van het verhaal is, vertel ik het hier (voor hem en voor andere lefhebbers van politieke archeologie) nog eens in z’n geheel.
De chronologie van de Vietnam oorlog heb ik niet meer in m’n hoofd, maar ik weet wel dat er verschillende incidenten waren, waardoor de situatie escaleerde of dreigde dit te doen.
Een van die gebeurtenissen was het eerste Amerikaanse bombardement op een Noord-Vietnamees doel, waarbij een gebouw van de Chinese ambassade geraakt werd.
Volgens de Amerikanen was dat niet de bedoeling geweest en hadden ze de ‘suburbs’ of de haven installaties of zoiets bedoeld.
Ik schrok me wezenloos toen ik dat hoorde, want ik dacht, als China en misschien daarna ook de Sovjet-Unie actief mee gaan doen is de derde wereldoorlog een feit.
Ik was in die tijd al behoorlijk actief in de vredesbeweging, maar ik kon op dat moment niet het geduld opbrengen om met anderen iets te organiseren. Ik wilde iets doen.
Iets wat duidelijk maakte met wat voor krankzinnig gevaarlijke dingen we daar bezig waren.
En op dat moment drong het tot me door dat het woord “demonstratie” behalve een optocht van mensen met spandoeken ook kon betekenen dat je bijvoorbeeld aan de hand van een schaalmodel duidelijk maakt hoe iets werkt of in elkaar steekt.
Ik wist wat me te doen stond.
Het was die volgende ochtend onwezenlijk stil op het Amsterdamse Museumplein. Ik geloof dat het zondag was of kerst of zo’n soort rare dag, waar actievelingen niet goed mee om weten te gaan.
De steen was ingepakt in papier en er zat een briefje bij dat het de bedoeling was de buitenwijken of de haveninstallaties te raken. Gevolgd door naam en adres.
Ik ging op een plek staan waar ik wel eens eerder had gestaan met mensen als Hans Bruggeman en Fred van der Spek met een bord op een stokje, en wierp het pakketje met alle kracht in de richting van het slotenstelsel dat wij in Amsterdam het oostelijke havengebied noemden.
Of het nu aan de elevatie of aan de beginsnelheid lag weet ik niet, maar mijn steen kwam via het ruitje boven de deur niet verder dan de deurmat van het Amerikaanse Consulaat.
Niemand deed open, dus er was geen mogelijkheid om me persoonlijk te verontschuldigen en te proberen om het de tweede keer beter te doen.
De gevolgen bleven niet uit:
Niet dat de Amerikanen tot inkeer kwamen, dat duurde nog jaren. Maar de volgende dag stond er al twee speurders bij mij op de stoep die vroegen of ik even mee wilde naar het bureau.
Daar werd proces verbaal opgemaakt en enige tijd later werd ik uitgenodigd om voor de kantonrechter te verschijnen.
Bij het betreden van de rechtszaal zag ik dat het mr. R. (Romke) de Waard was, die zitting hield.
Nadat vastgesteld was dat ik inderdaad degene was die hij daar verwachtte, werd me verteld waar ik van verdacht werd en gaf ik toe dat ik dat inderdaad gedaan had.
Waarom ik dat gedaan had wilde de rechter weten, en ik vertelde van mijn bezorgdheid en angst, die ontstaan was door dat bombardement.
“Maar daar had u toch ook wel op een andere manier uiting aan kunnen geven?” suggereerde de rechter.
Ik legde uit dat mijn middelen beperkt waren om een effectief signaal te geven. Dat ik als ik de Paus was geweest natuurlijk onmiddellijk een encycliek geschreven zou hebbeb, dat het dan ook wel afgelopen zou zijn geweest met dat gedonderjaag, maar dat ik helaas niet in die positie verkeerde.
Omdat De Waard me niet leek te willen onderbreken, legde ik uit hoe moeilijk het voor mij was geweest om naar een gewelddadig middel te grijpen. En dat hij mijn daad moest zien als een kleinschalige demonstratie van wat de Verenigde Staten in het groot hadden gedaan. Maar dat ik begreep dat hij mijn daad niet kon goedkeuren.
De rechter knikte instemmend.
En ik vervolgde dat hij derhalve als hij mij straks uit naam van de koningin of de staat der Nederlanden zou veroordelen dezen daarmee naar rato het gedrag van de Verenigde Staten zouden veroordelen.
Ik meende twee edelachtbare mondhoeken licht te zien trillen, maar onmiddellijk daarna verklaarde mr. de Waard met vaste stem dat ik dat absoluut niet zo mocht interpreteren.
Ik wierp nog tegen dat ik met mijn beperkte logica het toch niet anders kon zien, waarop de kantonrechter toch zo sportief was om aan mijn verzoek tegemoet te komen en mij (en dus ons) te veroordelen.
Met een nog wel op te brengen geldboete.
Er stond die avond of de volgende dag een stukje in een van de Amsterdamse kranten, waarin onze dialoog keurig werd samengevat.
Epiloog
Ter geruststelling kan ik meedelen dat ik in de jaren die er sindsdien verstreken zijn, me nooit meer aan vernielingen of andere vormen van geweld heb schuldig gemaakt.
Desondanks denk ik niet dat ik ooit nog de Verenigde Staten in zal komen, ook al heb ik daar geen grote behoefte aan.
Hoewel, de architectuur van Chicago zou ik wel eens in het echt willen zien en als ik dan toch in Illinois ben zou ik er graag een keer bij zijn als Barack Obama de retorische fakkel van Martin Luther King weer eens laat opvlammen.
Na het hierboven staande verhaal op basis van herinnering te hebben opgeschreven, heb ik op het internet nog wat naar de feitelijke toedracht gezocht.
Daaruit blijkt dat er in tegenstelling tot wat ik schrijf al veel langer bombardementen op Noord-Vietnam plaats vonden, maar dat Hanoi pas op 13 december 1966 voor het eerst doelwit was. Het bombardement waarbij de ambassade geraakt is, lijkt op 15 december plaatsgevonden te hebben. Misschien werd het hier pas op 16 december bekend en 17 december 1966 was inderdaad een zondag, kerst valt nooit op die datum, maar hangt dan alleen nog maar in de lucht.
In Noord-Vietnam waren het B-52’s die in de lucht hingen, in de periode die aangeduid wordt als ‘The Christmas Bombings’.
Interessante achtergronden en parallellen rond dit stukje bommenwerper diplomatie zijn te vinden in Unintentional Bombing Repeats a Familiar Pattern door de Canadese oud-diplomaat Peter Dale Scott.
Tenslotte voor echte (en, als ik zo vrij mag zijn, prachtig geschreven) rechtbankverslagen verwijs ik graag naar de weblog van Rob Zijlstra.
Tags: Uncategorized
Geef een reactie