Het politieke en het persoonlijke

1. De eyeopeners
De tweede feministische golf rolde over Nederland. Het begon met de oprichting van Man Vrouw Maatschappij MVM in 1968 door Joke Smit en Hedy d’Ancona een klein jaar nadat Joke met haar artikel “Het onbehagen van de vrouw” de steen in de vijver had geholpen en al meteen forse rimpels in die vijver  veroorzaakte.

Mijn toenmalige vriendin kende Joke van haar werk en zo hoorde ik van het bestaan van MVM en we werden beiden lid en bezochten samenkomsten.
Waarom werd ik lid? Het is me toen nooit gevraagd voor zover ik me herinner. Maar Ik denk dat het voor mij een voor de hand liggende reactie was om als links mens alles te steunen  wat tegen ongelijkheid was. Maar ik denk dat het feit dat ook de man in de naam van de beweging werd genoemd een rol speelde.
Het kwam er zelfs van dat er, aangemoedigd door de twee oprichtsters van MVM, een groepje werd opgericht, bestaande uit de twee toenmalige echtgenoten van Joke en Hedy, iemand waarvan ik de naam vergeten ben en schrijver dezes om over onze rol te praten. wat niet lukte.

Wat mijn toenmalige indruk van MVM was, was dat bij de leden D’66 oververtegenwoordigd was. De partij die zich toen misschien nog niet, maar later in elk geval wel letterlijk als ‘het redelijk alternatief’ omschreef.
Ik zelf had toen al een actie verleden en vond dat redelijkheid niet het meest effectieve antwoord op onbehagen was.
D’66 riep bij mij een beeld op van pijprokende mannen die in plusfours gekleed naar Dixieland muziek luisterden en deftig over wijn praten en elkaar met ‘Beste Kerel’ aanspraken. En hoewel ik ze nooit zo in het wild heb aangetroffen, bleef dat beeld bij me opkomen.
Sorry, beste kerels.

Het was daarom logisch dat Dolle Mina mij onmiddellijk aansprak.
De dynamiek, de creativiteit, geen gedoe met commissies, de straat op, wat wel en niet werkt merk je wel. Heerlijk.
Maar er was meer. Er ontstonden middelen, antwoorden, er werd kennis verzameld, verwerkt en gedeeld, en er kwamen dingen overwaaien uit de Verenigde Staten waar de Women’s Liberation Movement al iets eerder gestart was.

Er kwam daardoor een stroom van publicaties deze kant op. En de Atheneum Boekhandel op het Spui in Amsterdam en niet te vergeten Boekhandel van Gennep op de Nes waren altijd goed gesorteerd in dat soort geschriften.
Een van die publicaties was Notes from the Second Year.
Omdat ik destijds al mijn documenten uit die tijd aan het Internationaal Vrouwen Archief heb geschonken heb ik geen exemplaar meer, maar alleen een PDF van de scan van een gelezen exemplaar waarvan ik de index pagina hier reconstrueer

I. Women’s Experience: 

The Bitch Manifesto – Joreen
Woman and Her Mind: The Story of Everyday Life – Meredith Tax
Love – Shulamith Firestone
The Politics of Housework – Pat Mainardi
A Female Junkie Speaks – Interview by Lucille Iverson

II. Theories of Radical Feminism:

The Myth of the Vaginal Orgasm – Anne Koedt
The Institution of Sexual Intercourse – Ti-Grace Atkinson
Female Liberation as the Basis for Social Revolution – Roxanne Dunbar

III. Founding a Radical Feminist Movement:

Issues: The Left Debate

Women and The Left – Ellen Willis
Sequel: Letter to a Critic – Ellen Willis
Hard Knocks Working in a Mixed (Male-Female) Movement Group – Carol Hanisch
Them and Me Anonymous
The Economic Function of the Oppression of Women – Stale Olah
“Consumerism” and Women – Ellen Willis

Issues: Consciousness-Raising

The Personal is Political – Carol Hanisch
A Program for Feminist “Consciousness Raising” – Kathie Sarachild
Resistances to Consciousness – Irene Peslikis
False Consciousness – Jennifer Gardner
Man-Hating – Pamela Kearon

Issues: Organizing

A Critique of the Miss America Protest – Carol Hanisch
On Abortion and Abortion Law – Lucinda Cisler
An Abortion Testimonial — Barbara Susan
A Report from the Law School, 1968-69 – Marion Davidson
What Women Want. For Starters. – Congress to Unite Women
The “New Feminist Analysis” – Bonnie Kreps / 98
The Founding of the New Feminist Theatre – Anselma dell’ Olio
On Class Structure Within the Women’s Movement – Barbara Mehrhof
Power as a Function of the Group – Pamela Kearon
Sexual Politics: A Manifesto for Revolution – Kate Millet
Redstockings Manifesto
The Feminists; A Political Oiganization to Annihilate Sex Roles
Organizing Principles of the New York Radical Feminists
Politics of the Ego: A Manifesto for N.Y. Radical Feminists

Van de hierin genoemde issues had dat over Consciousness-Raising de grootste invloed op mijn ontwikkeling.

Ik was onder de indruk van het effect wat de vrouwenpraatgroepen op de deelneemsters had en mijn nieuwsgierigheid wat hier zich voor een krachtig veranderingsmechanisme in werking was, interesseerde me niet alleen als actievoerder maar steeds meer ook als persoon en met name als mannelijk persoon.
Over die Werdegang als man heb ik uitgebreid geschreven in “De komende en de gaande man, Vrolijke en lastige kanten van de mannenemancipatie”.
Maar waar ik nu weer vruchtbaar gebruik van maak is het verhaal van Carol Hanisch getiteld “The Personal is Political”

En waarom die volgorde in mijn titel omgekeerd is zal hoop ik in dit opstel duidelijk worden.

Maar eerst:

2. Het onbehagen van mijn moeder
In 1935, het jaar dat ik geboren werd, werd mijn vader werkeloos.
Mijn vader was een gediplomeerd drogist, Hij had de opleiding voor het vakdiploma met goed gevolg in de avonduren gevolgd en kon daarom in een van de drie drogisterijen werken die een aangetrouwde oom gekocht had.
Mijn oom was twee keer als koloniaal naar het toenmalige Nederlandsch Indië getrokken.
Wat hij daar deed weet ik niet, maar hij kwam terug met veel geld en een alcoholprobleem.
Hij kocht drie drogisterijen die alle drie Het Oliepakhuis heetten en mijn vader werkte in het filiaal in de Nieuwe Leliestraat in Amsterdam.

Omdat mijn oom regelmatig de kas leeghaalde om zijn consumpties te betalen, kon mijn vader steeds vaker de leveranciers niet betalen en dus ging het filiaal failliet en mijn vader stond op straat.
Zo belandden wij in het steun of de steun zoals de voorloper van de bijstand toen genoemd werd, en mijn vader in de werkverschaffing.
Dat leverde 14 gulden per week op.
Mijn moeder verdeelde dat geld per week voor de vaste lasten. Ik herinner me het bodenblikje, waar het geld voor de huur, het ziekenfonds en voor de Algemene Friese (zoals de uitvaartverzekering discreet werd aangeduid) apart werd gehouden.
We waren intussen naar de Indische Buurt verhuisd, waar veel leegstand was en je de eerste twee weken geen huur hoefde te betalen en nieuw behang kreeg als je een woning huurde.
Het huis is afgebroken, en de straat ook.

Werklozen kregen op verschillende manieren hulp. Zo werden zij vrijgesteld van rijwielbelasting. Maar het belastingplaatje dat aan je fiets bevestigd werd van een ponsgat voorzien waardoor je als werkloze geïdentificeerd kon worden. Als je kleren nodig had dan moest je daar een aanvraag voor indienen en dan kwam een inspecteur thuis je linnenkast inspecteren om te zien of het wel nodig was.
Mijn moeder schaamde zich dan voor de meermalen verstelde kleren en vond het ook gênant dat een man haar ondergoed zag.
Zelf herinnerde ik me dat ik mee ging naar een magazijn in ik meen de Valkenburgerstraat voor een paar schoen van het steun. Ook daaraan waren de steuntrekkers te herkennen. En als de meisjes op school gymnastiek moesten doen waren ze ook aan een stempel op hun ondergoed als steunkinderen te herkennen.
Er werd dus heel lang versteld voor je nieuwe kleding aanvroeg. Gebreide kleren werden uitgehaald en de wol werd nat tussen twee haken gespannen en gedroogd zodat de krul er uit ging en daar mee werd iets nieuws gebreid.
We gingen goed voorbereid de oorlog in, mag je wel zeggen.
Gelukkig ontsnapte mijn vader aan de Arbeitseinsatz door dat hij net op tijd door een andere oom aan een baan bij de Amsterdamse Chininefabriek (ACF) op de De Wittenkade in Amsterdam geholpen werd.

3. De moeizame relatie tussen probleem en oplossing
Dingen kunnen problemen veroorzaken.
Keuzes kunnen tot problemen leiden.
Sociale situaties kunnen het ontstaan van problemen in de hand werken.
Maar alleen personen ervaren de problemen.
Een ervaren en betrokken persoon kan de aard en de oorzaak van een persoonlijk probleem identificeren en misschien zelfs een oplossing vinden, maar degene die het probleem ervaart is de enige die ten volle ondergaat in welke mate het probleem de kwaliteit van haar of zijn leven aantast.

Het vervelende nu, is dat oplossingen van problemen vrijwel nooit persoonlijk zijn als die oplossingen bedacht en/of uitgevoerd worden door een instantie.
En dan bedoel ik instantie in de ruimste zin van het woord.

Problemen zijn dus persoonlijk.
De oplossingen zijn onpersoonlijk,
en daardoor onvoldoende effectief
.

De recente kinderopvangtoeslag affaire toont aan dat oplossingen zelfs nog erger kunnen zijn dan het probleem.
De achtergrond van van ons probleem met het oplossen van maatschappelijke problemen is de schaal waarop we onze maatschappij hebben georganiseerd en bedienen.
Schaal gaat over afstand, en afstand leidt zonder wijsheid tot vervreemding.
En of het nu gaat over onderwijs, zorg of inkomenspolitiek de oplossingen die bedacht worden zijn altijd globaal.
Het gaat over profielen waar we mensen in schoffelen, profielen op basis van statistieken en sociologische veronderstellingen.

En wanneer de oplossing in de uitvoeringsfase gaat, kan het, dat als het om overlappende profielen gaat, de beslissing wordt gedelegeerd aan een algoritme.
Over algoritmes gesproken: Norbert Wiener schreef in 1950 een boek getiteld: “The human use of human beings”
Wiener wordt beschouwd als de grondlegger van de cybernetica, wat je zou kunnen vertalen als stuurkunde.
Op de Wikipediapagina gewijd aan Wiener staat het zo omschreven: Wiener is considered the originator of cybernetics, the science of communication as it relates to living things and machines.
Valt je iets op?

Levende dingen? Het gebruik van mensen?
Hier praat de oertechnocraat over mensen

Zijn manier van denken heeft gevolgen gehad voor de inrichting van de maatschappij. En de  opvatting die vervolgens ontstond, dat al het intelligente gedrag het resultaat zou zijn van terugkoppelingsmechanismen zou weer  bijdragen aan de ontwikkeling van het geloof aan zoiets als kunstmatige intelligentie.

Een andere filosoof, Immanuel Kant dacht anders over ‘the human use of human beings’ :
De gulden gedragsregel is volgens hem de ‘categorische imperatief’, d.’w.z. de opperste ethische gedragsregel. Die wordt in Wikipedia als volgt weergegeven:
De categorische imperatief is op een aantal manieren geformuleerd. Twee ervan zijn dat men alleen moet handelen volgens die maxime waarvan men tegelijkertijd kan willen dat ze een algemene wet wordt. Dit betekent niet dat je moet handelen op de manier waarvan je zou willen dat iedereen zo zou handelen. Het gaat er hier namelijk om of er een logische contradictie ontstaat wanneer jouw handelen geüniversaliseerd wordt. Een andere formulering is dat men zelf of via anderen de mensheid nooit slechts als middel maar tegelijkertijd altijd als doel moet beschouwen. Volgens Kant komen deze twee imperatieven op hetzelfde neer, de uitkomst van beide imperatieven is hetzelfde.

4. Wat dan wel?
Is maatwerk mogelijk in de maatschappij waarin wij nu leven?
Met deze cultuur?
met deze regering?
met deze generatie die zich gedepriveerd voelt omdat er al anderhalve jaar geen festivals zijn geweest?
Niet echt.
Maar je zou wel beter werk kunnen leveren, door (op kleinere schaal om te beginnen) te laten zien dat voor bepaalde kanten van het bestaan, het kleine beter werkt dan het massale.
Maar het basisprincipe moet dan zijn dat het probleem de mal is waarin- en waaruit in eerste instantie het beeld ontstaat van de oplossing.
Dat betekent dat de persoon met het probleem bij het ontwerp van de oplossing betrokken wordt.
Direct als mede ontwerper of indirect als hij gekend wordt.

Nu kan dit nooit de globale oplossing zijn natuurlijk.
We kunnen niet een fors deel van de beroepsbevolking omscholen tot persoonlijk probleemoplosser.
Maar wat we wel kunnen is

  • in onze gekende omgeving de problemen opzoeken
  • ze beter leren kennen
  • ze tot ons probleem maken en
  • ze politiseren.

De inzichten die in de bewustwordingsgroepen van de tweede golf kunnen we echter niet 1 op 1 toepassen, omdat we hier vanuit de andere kant, vanuit de kant van het politieke, naar het probleem kijken.
Het probleem waar we het over hebben is dat de beleidsmakers en de uitvoerende instanties er niet in slagen maatschappelijke problemen op te lossen.
En dat op een paar uitzonderingen na de volksvertegenwoordigers en de politieke partijen daar niet een goed antwoord hebben omdat ze te ver van de slachtoffers ervan af staan.

In  haar artikel The personal is the political schrijft Carol Hanisch “One of the first things we discover in these groups is that personal problems are political problems. There are no personal solutions at this time.”

Wij, de maatschappijveranderaars in spe, moeten leren ons te realiseren dat wat wij op grote schaal regelen of trachten te regelen op persoonlijk niveau repercussies heeft.
Let wel op persoonlijk niveau mogelijk problemen veroorzaakt die geen persoonlijke problemen zijn in de zin als voortkomend uit de persoonlijkheid maar wel de persoonlijke omstandigheden behoorlijk kunnen verzieken.

En hiermee zijn we beland bij de reden van de volgorde in de titel van dit stuk.
We moeten de slogan The personal is political kunnen uitvouwen voor mensen die de maatschappij beter willen inrichten moeten ombuigen tot:

Omdat het persoonlijke ook politiek is,
hoort het politieke altijd persoonlijk gericht te zijn.

Dus altijd  denken zoals Oom Immanuel ons voorhoudt; Dat we het over mensen hebben, en niet over profielen, categorieën, het electoraat, of het maatschappelijk draagvlak.
Laat staan over de output van een algoritme

5. Een actiepartij?
Wat moet de partij waar ik lid van ben hier nu mee.
Wie al eerder in dit weblog heeft gelezen zal het geen verrassing zijn dat dat de Partij van de Arbeid is.
En toen ik op de eerste ledenvergadering van de afdeling Vaals werd voorgesteld introduceerde ik me met de woorden: “Je moet mij maar zien als een te laat geboren SDAP-er.”
En het is dat heimwee naar iets wat ik nooit heb meegemaakt, wat maakt dat ik niet helemaal tevreden ben met mijn partij, waar op ik toch zal blijven stemmen.
Is dat nostalgie?
Moet ik toegeven.
Maar een andere vorm van nostalgie dan het heimwee van rechtse populisten  naar een verleden wat nooit bestaan heeft in de romantische vorm die zij zich voorstellen.
De partij van het klassenbewustzijn en het verheffingsideaal bestond wel degelijk en functioneerde ook.

Maar wat is er dan tussen die SDAP van mijn perceptie en die van de PvdA gekomen?
Afstand denk ik. En daardoor vervreemding.

Is daar een recept tegen?
Tegen die afstand niet, denk ik, want al heten we Partij van de Arbeid, een partij van of voor de arbeiders zijn we niet al lang niet meer.
Alleen al omdat er geen arbeiders meer zijn.
Er zijn werknemers of nog neutraler gezegd medewerkers die een team versterken.
Zelfs de gastarbeiders willen we niet langer beledigen door ze arbeider te noemen.
Al die eufemistische termen zijn echter even absurd als denigrerend.

De  werknemer bijvoorbeeld is degene die het werk levert en de en de werkgever degene die slechts een deel van de waarde van dat werk uit aan de ondernomene uitkeert.
Van dat stelsel lijken we voorlopig nog niet af te zijn, al is het goed begin dat we de multinationals belasting laten betalen.

Waar wél een een recept voor is,
is voor de bestrijding van vervreemding.
Het heet contact,
en je kunt het zelf maken.

De PvdA is geen actiepartij, zoals de SP dat in zekere mate is. En ik moet bekennen dat ik ook wel eens op Agnes Kant heb gestemd.

Dat neemt niet weg dat je als je (nog) geen actiepartij bent, je wel een actie kan starten, omdat dat ook een hele bruikbare manier is om verandering na te streven, naast het indienen van moties, amendementen en initiatiefwetten waarvan je maar moet afwachten of ze aangenomen en daar na ook uitgevoerd worden.
Op landelijke schaal is denk ik een meldpunt de eenvoudigste manier. Maar ook hier blijft de afstand groot.

In “De demokratisering van het geluk” (1973, vandaar die K in de de democratisering) heb ik mechanismen beschreven hoe de solidariteit ontstond in actiegroepen en die het voortbestaan en de inzetbaarheid van zo’n groep bevorderde.
Nu moet ik hier wel een kanttekening bij maken: In die tijd waren demonstraties strikter aan een vergunning gebonden dan nu. En onaangekondigde bijeenkomsten als happenings sit-ins en sit-downs konden op pittige reacties rekenen zowel van de politie als van politieke tegenstanders. Die dreiging en de vermoeidheid bij bijvoorbeeld een nachtwake versterkten de solidariteit aanzienlijk.

Op het moment dat ik dit schreef en nog niet had bedacht of- en hoe dit ligt in het hier en nu van de praktijk om sociale misstanden te bestrijden kwam ik een recensie tegen van “Doen wat goed is. Pleidooi voor praktische wijsheid in het sociale domein” van Sophie Albers en Albert Jan Kruiter, uitgegeven door van Gennep, Amsterdam2020.
Meteen gekocht en gelezen. En ik raad iedereen die dit leest aan om hetzelfde te doen.
Want aan bedreiging van je functioneren als creatieve probleemoplosser is er geen gebrek in het sociale domein, al is het nu niet de ME, maar de regeldruk, de bureaucratie en de computer.

Ik neem graag de term praktische wijsheid van de auteurs over.
Dus wat is praktische wijsheid voor een onze partij?
Ik zou zeggen zoek die creatieve veldwerkers op. Geef ze rugdekking, vraag waar zij belemmerd worden  in de regelgeving of door de bewakers van die regelgeving. Wat zij missen en waar zelf iets aan zouden willen doen, maar waar ze geen tijd of ruimte voor hebben en wij misschien iets zouden kunnen bedenken en doen.
En bij dit alles: doe dit niet vanuit het motief van de aanstaande gemeenteraadsverkiezingen.
Want de mensen waartoe de PvdA op aarde is zijn niet het middel, maar het doel.

 

 

 

 

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.