In 1921 vertrok de toen 17-jarige Hubertina Katharina Maria Fretz (roepnaam Tienchen) uit haar geboortedorp Lobberich (tegenwoordig deel uitmakend van de gemeente Nettetal) naar Nederland.
Duitsland – na de eerste wereldoorlog leeggeplunderd op grond van het verdrag van Versailles – verkeerde in een economische crisis waarbij vergeleken de onze een periode van hoogconjunctuur is.
Volgens de huidige etikettencultuur was Tienchen dus een economische vluchteling. Maar sinds de verkiezingscampagne van 2010 wordt dit etiket overplakt door een nieuw; ‘kansarme migrant’. Of als men het neutraler wil laten klinken; ‘laag opgeleide migrant’.
Het auteursrecht voor deze nieuwe term moeten we zoeken bij de VVD.
Laten we voor we het verder over Tienchen Fretz hebben, nog een wat nauwkeuriger naar deze nieuwe etiketten kijken.
Wanneer politici over migranten spreken, bedoelen ze natuurlijk immigranten. Mensen dus, die hier willen wonen en werken, of hier zoeken naar een veilig bestaan.
De term economische vluchteling kwam in zwang toen men vond dat hier te veel mensen asiel kwamen zoeken en men twijfelde of zij wel allemaal politieke vluchtelingen waren. Ook hier was de VVD weer de bakermat en was de voormalige gevangenbewaakster Verdonk de luidruchtigste pleitbezorger van een strenger deurbeleid.
Maar inderdaad, Tienchen had je in 1921 terecht een economische vluchteling kunnen noemen.
Ook de term ‘laag opgeleide migrant’ was wel op haar van toepassing. Want ze had niet meer opleiding dan het plaatselijk pastoorsschooltje.
Daarna werkte ze korte tijd op de weverij van de plaatselijke textielbaron Niedeck, en later op diens ‘kasteeltje’ als dienstmeisje, waar ze leerde serveren, de namen van de Franse wijnen correct uit te spreken als ze het etiket toonde, en een knicks te maken bij het afscheid van de gasten.
Een van haar zusters, Gertrud, was haar al voorgegaan naar Amsterdam en zij zorgde voor een betrekking, zoals dat toen heette, bij de familie Peperkorrel.
Was Tienchen nu ook een kansarme migrant? Want dat is het criterium dat de heer Rutte van de volkspartij voor vrijheid en democratie aanlegt om te bepalen wie er van zijn kostelijk vrijheid en democratie mag meegenieten.
Dat is slim van meneer Rutte, want zo profiteert hij van de xenofobie van de heer Wilders (ook grootgebracht in de VVD stallen) zonder voor de verkiezingen te veel op hem te lijken. Maar dat kan allemaal goed komen na 9 juni tenslotte zijn Bouterse en Brunswijk na de verkiezingen ook in elkaars armen gevallen.
Rutte discrimineert dus niet op etniciteit of religie, maar wil wel voorkomen dat ons land overstroomd wordt door kansarmen, die men in plattere kringen ook wel losers noemt.
Ik zit mij naar aanleiding van een televisie optreden van de heer R. hardop af te vragen hoe hij in Gods- c.q. Allah’s naam daar aan de grens bij Venlo (waar Tienchen destijds misschien ook wel overgestoken is) wil vaststellen of subject X al dan niet kansrijk is.
Maar dan geeft mijn jongste zoon, eerstejaars sociologie (in Nijmegen) het verlichtende commentaar: “In het land van Rutte bestaan toch helemaal geen kansarmen?”
Verdomd, hij heeft gelijk, die studie levert na een half jaar al rendement op.
In de liberale droomwereld kan iedereen het maken als hij zijn best maar doet, en niet te veel wordt gehinderd door “regeltjes” van een opdringerige overheid.
Van krantenjongen tot miljonair, dat soort werk. (Een beetje sneu dat de enige Nederlander die krantenjongen èn miljonair is zich tot de SP heeft bekend).
Alle politieke wrok even terzijde. Als Rutte in 1921 minister president was geweest, was Tienchen hier niet binnen gekomen. En had zij niet mijn vader ontmoet, en had mijn jongste zoon niet die correcte opmerking kunnen plaatsen, en had mijn oudste zoon niet die goed opgeleide en kansrijke Poolse ontmoet en was dat prachtige kindje er niet geweest dat nu dapper probeert op eigen benen te staan en ooit wellicht de eerste vrouwelijke president van Polen of van de Verenigde Staten van Europa zal worden.
Maar ook als dat laatste niet gebeurt, is – omdat de heer Rutte in 1921 nog niet bestond – ons land toen verrijkt met een vrouw die mijn moeder zou worden.
Een moeder die mij leerde dat je niet een algemeen oordeel kon vellen over Duitsers of Joden of wie dan ook. Zij sprak altijd met warmte over de familie waar zij diende.
Die mij ondanks haar gebrekkige opleiding een ongeneeslijke nieuwsgierigheid bijbracht.
Die me leerde improviseren.
Die me leerde de waarde van sentiment en romantiek te ontdekken.
Die gedichten als das Lied von der Glocke, en Wahlfart nach Kevelaer kon reciteren.
Die al die Duitse deugden vertegenwoordigde voordat de rechtse xenofoben daar hun vernietigende werk deden.
Een moeder die het voor mij gemakkelijk maakte het feminisme te omhelzen.
Kortom, meneer Rutte waar praat U over?
Wat matigt U zich aan?
Waar haalt U het recht vandaan om te oordelen over de legitimiteit van mensen die U niet kent, en waarschijnlijk niet wilt kennen?
Begin eens te leven. Zorg eens voor een kind, en kijk eens wat U daarvan terecht brengt, voor U zich aan de maatschappij vergrijpt!
Tags: aanrechtsubsidie, politiek
maandag 7 juni, 2010 om 9:19 |
Geweldig Gerard,
Helemaal mee eens!!
Bovendien zijn de eerste gastarbeiders door de ondernemers zelf binnengehaald om het slechtstbetaalde smerigste werkte doen tegen de laagste lonen.