Twee en een half jaar wonen we hier nu inmiddels officieel, en echt ingeburgerd zijn we bij lange na niet.
Het is ook de vraag of volledige Limburgerisering mogelijk is voor een “Hollander”.
“Hollander” is een Limburgs woord voor niet-Limburgse Nederlander. Dat ervoer een uit Brabant afkomstige inwoner van Zuid-Limburg toen hij zijn bejaarde buurman te hulp wilde schieten die van de trap gevallen was. “Ik hoef niet geholpen te worden door een “Hollander” werd hem toegevoegd. Nu was de oude man ook wel een uitzonderlijk exemplaar, getuige alleen al het feit, dat de mensen die na zijn overlijden zijn huis betrokken daar tussen de achtergebleven spullen de “Tischgespräche mit Hitler” aantroffen.
De sterke regionale contrasten die binnen ons postzegelgrote landje mogelijk zijn werden ons ook nog eens duidelijk toen dezelfde hulpvaardige Brabander ons een cadeautje overhandigde dat we een paar dagen eerder aan zijn Limburgse vrouw hadden gegeven, die dat toen gracieus had ontvangen. “Het is niet de smaak, van mijn vrouw. En nu kan ik het wel in de afvalcontainer gooien, maar ik dacht misschien wil jij het wel hebben. Mijn vrouw durft dat niet te zeggen als Limburgse, maar wij zijn Hollanders hè?”
Ja, en die zijn rechtuit, of zoals sommige mensen het ook wel noemen, bot.
Nu vind je in elke cultuur natuurlijk mensen die die cultuur eer aandoen en uitgesproken eigenheimers. Zelf ben ik ook bepaald niet de gezelligste man van het westelijk halfrond. Maar over het geheel genomen is er toch duidelijk een sfeerverschil tussen het Limburgse en de polder waar wij in opgroeiden. Ook in het stukje Duitsland waar wij komen zijn de dingen anders. Auto’s die voor je stoppen als je oversteekt bijvoorbeeld, en soms zijn er dingen die je pas naar een tijdje ziet, bijvoorbeeld omdat ze niet te zien zijn, zoals hondenpoep. Maar dat begint in Limburg al. Je kunt hier gewoon lopen op de trottoirs!
De vriendelijke manier waarop je geholpen wordt in winkels en bij instanties, waarbij primair geprobeerd wordt je te helpen en niet primair de regels toegepast worden is iets wat weldadig aandoet als je uit lokettenland komt.
Dat verschil tussen het formele van het noorden en het informele van het zuiden wordt vaak toegeschreven aan de dominantie van het protestantisme versus het katholicisme en dat zou wel eens kunnen, al blijft de vraag wat hier kip en wat ei is.
Wat me wel belangrijk lijkt is de mengverhouding van formeel en informeel waarmee je benaderd wordt, en het is ook wel afhankelijk van de situatie waar je het over hebt.
Als ik een koopcontract sluit moet er geen misverstand mogelijk zijn over prijs en product. Oké, over de leverdatum valt nog wel te praten misschien. Maar als het over minder zware zaken gaat, is de vorm en de sfeer toch wel bijna net zo belangrijk als de inhoud.
Iedereen krijgt wel eens iets wat hij niet mooi vindt. Maar dan kan je natuurlijk zeggen, ‘Heb je de bon nog’? Of koortsachtig nadenken of je niet iets weet op te brengen als ‘Oh, wat een handig ding, zeg’.
Maar als informeel gedrag wordt beoefend door lieden met macht dan is de kans groot dat er Roermondse toestanden ontstaan.
“Kump jot”, of “Kump allemoal jot” is hier een veel gebezigde afsluiting als je iets afspreekt. Maar het blijkt dat afspraak hier toch een iets andere inhoud heeft dan in het noorden. Helemaal vreemd was dat niet voor me. In de drie jaar dat ik in Spanje woonde had ik dat ook al meegemaakt en was daar na een tijdje ook aan gewend geraakt.
En ja, dat is ook een katholiek land. Zou daar toch een verklaring in liggen?
Misschien zit het wel zó.
Waar noorderlingen een afspraak opvatten als een contract, zien zuiderlingen het misschien meer als een intentieverklaring. En is het ook welgemeend hun voornemen om dat en dat, dan en dan voor je te doen, want dan doet hij jou een plezier en vind jij hem ook een beste vent.
Dat er daarna tussen droom en daad van alles kan gebeuren, waardoor jij helaas pas iets later geholpen kan worden, kan gebeuren. Dat is force majeur.
Wat hier meehelpt is dat de intentie in het katholieke geloof hoger gewaardeerd wordt dan in het protestantisme. Iemand die lang tegen de verleiding gestreden heeft maar uiteindelijk toch zondigt maakt in katholieke opvattingen toch nog wel een kansje op de hemel.
Als je dit weet, aanvaard je dit ook gemakkelijker als ’s lands wijs. Je belt gewoon af en toe eens op en meldt hoe je je verheugt op het feit dat jouw klusje dan en dan perfect geklaard gaat worden, waardoor je het vuurtje van de intentie bij je leverancier weer wat aangewakkert.
Voor je het weet zeg je zelf “kump jot”.
Geef een reactie