Het is een vreemd en onwelkom idee, dat alle meisjes uit mijn jeugd nu vrouwen van rond de zeventig zijn.
Niet dat er iets mis is met vrouwen van rond de zeventig. Mijn moeder was een schat op die leeftijd, maar mijn herinnering aan de meisjes van toen is toch van een andere aard.
Lang behoorden ze tot een andere wereld, waarvan ik me niet kon voorstellen dat ik er ooit contact mee zou maken. Maar toch moet ik een keer de moed gehad hebben een afspraak te maken.
Anja heette ze. Een stil meisje met donker haar.
De afspraak behelsde om bij zonsopgang vogels te kijken op de Diemerzeedijk.
De Diemerzeedijk – toen nog een natuurgebied – lag op een uurtje lopen van de buurt waar wij allebei woonden, de Indische Buurt in het oosten van Amsterdam.
We kenden elkaar uit de NJN, de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie.
Een erg fanatiek lid was ik niet en ik was eerder een plantjesmens dan een vogelaar, maar een dergelijke excursie was in ieder geval een uiterst eerbaar voorstel.
Het tochtje kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Ik was al een keertje bij Anja thuis geweest. Wat ik dáár voor aanleiding voor bedacht had weet ik niet meer.
Tegen een meisje zeggen dat je d’r wel lief vond, deed je niet zomaar in die tijd. En als het toen wel gedaan zou worden, zou ik het zeker niet gedurfd hebben.
Het was een prettig huis waar Anja woonde. Heel anders dan bij ons. Er waren boeken.
Het soort interieur had ik wel eerder gezien, bij andere NJN-ers thuis.
Geen zeil op de vloer, maar gebeitste planken. Gordijnen van Dobby stof, vaak met een aangenaaid lusje in plaats van ringen. Reproducties van Toorop of Jan Veth. Een bakstenen schoorsteen en boeken. Veel boeken. Bij Anja’s ouders stonden zelfs werken van Reich en Bart de Ligt.
Anja’s vader bejegende me op onverwachte wijze. Het leek haast wel of hij het niet erg vond dat ik kwam. Hij praatte met me en vroeg dingen alsof het belangrijk of interessant was wat ik vond en wat ik was.
Het was eigenlijk wel aangenaam om zo behandeld te worden, maar wel vreemd vond ik.
De zondagochtend brak aan en het was behoorlijk koud.
Van vogels kan ik me niet veel herinneren. Zoals ik al zei, ik wist niet zo veel van vogels en Anja ook niet. Maar ik weet wel dat we een stukje hand in hand liepen.
Hoe dat zo gekomen was, weet ik niet. Had ik haar de hand gereikt bij het beklimmen van een talud? Hadden onze handen elkaar per ongeluk geraakt?
Het was wel een heel bijzonder gevoel, die hand van haar in de mijne. Een warme levende hand die in de jouwe lag, dat voelde je ook door onze gebreide handschoenen heen.
Op de terugweg – enigszins verkleumd – kwamen we langs een speeltuintje.
We waren nog genoeg kind om op die verleiding in te gaan en we konden ook wel wat beweging gebruiken om weer warm te worden.
Dat laatste lukte het beste toen we samen op de schommel stonden.
Anja was nu wel heel dicht bij me. En die kus – mijn eerste – was geloof ik het idee van de kus zelf. Ik kan me tenminste niet herinneren dat een van ons het initiatief nam.
Het eerste moment was heel anders dan we verwachtten. Onze neuzen bleken in de weg te zitten. Maar dat leerde snel. De eerste verrukking was dat ze zo lekker rook. Zoet kruidig en in de verte ook een beetje bitter.
Ik wist dat meisjes heel bijzonder waren, maar dat ze zo lekker zouden ruiken…
De kus zelf was niet zo speciaal als ik verwacht had, maar alle omstandigheden er omheen brachten voldoende plezierige verwarring.
Toch bleef het bij die ene kus tussen Anja en mij. Ik kan me ook geen verdere afspraken herinneren.
Het was nog te vroeg voor ons, denk ik.
Niet veel later moest ik voor het eindexamen een aantal romans lezen.
Boeken las ik al lang, en veel, maar romans dacht ik waren romantische verhalen en dat trok me niet aan.
Door de verplichte kennismaking kwam ik echter al snel op andere gedachten: Romans gingen over mensen en over het leven!
Een van de eerste boeken die ik in het Duits las was een novelle “ Ungeduld des Herzens”, van Stefan Zweig geloof ik.
Het ging over een man die zijn verlangen om van iemand te houden verwarde met de liefde zelf, begreep ik er van.
Ik snapte het leven weer een beetje beter na dat boek.
Was ik niet zelf ook in de war geweest over die lichtere vorm, verliefdheid?
_____
Later is er nog een vervolg op dit stukje geschreven: “Nogmaals die kus”
Tags: geluk, identiteit, Uncategorized
Geef een reactie