De laatste week van 2006 hoorde ik ’s ochtends op weg naar mijn werk een uil drie keer roepen, maar verder is er niet veel te beleven tijdens die donkere tochten in deze tijd van het jaar.
Als het lichter wordt breekt het seizoen van de dagelijkse vakantie weer aan. Er is dan altijd wel iets wat anders is.
De planten en bomen, de lucht en de aanblik van de Rotte, die ik vrijwel dagelijks kruis en vervolgens een stukje volg.
Het eerste stukje van de route is niet bijster opwindend. De wijk waar wij wonen en die ik wel eens met Saaiwijk Noord aanduid, is per saldo een bijzonder aangename wijk om te wonen. Praktisch geen graffiti, relatief weinig kerstdecoraties aan de gevel, alleen een onaangenaam hoog aantal Leefbaar Rotterdam kiezers.
Na één kilometer echter kruis ik een drukke verkeersweg met alle grootsteedse parafernalia die er te bedenken zijn:
Woonmall, lichtmasten, energiecentrale, spoorweg viaduct en even verderop een oprit naar de A-zoveel. Naar mijn smaak zijn dit eerder infernalia, maar toch voel ik me altijd lekker als ik daar (maximaal 2’20“) voor het rode licht sta te wachten.
’s Winters ben ik dan net op temperatuur, ’s zomers kan ik daar als ik vroeg ben verderop 4 tot 7 haasjes verwachten, waarvan één zwart en elke dag dat ik die zwarte zie denk ik dat ik nou eindelijk eens een keer moet uitzoeken of dat eigenlijk wel kan wat ik zie, een zwart haasje.
Maar de belangrijkste bron van dat prettige gevoel is dat ik me realiseer dat ik werk, dat ik er bij hoor, dat ik nuttig ben, dat ik behoor bij die groep van mensen die voor dag en dauw hun huis uit gaan om iets te produceren wat andere mensen nodig kunnen hebben. Ik werk dus ik ben.
Het werk wat ik nu doe verschilt sterk van wat ik vroeger deed. (Dat is trouwens ook al direct voelbaar bij het tikken van dit stuk, omdat ik gister bij het doorzagen van een PVC leiding per ongeluk ook een vingertop inzaagde).
Maar, wat ik vroeger deed wilde ook wel eens variëren:
Afgezien van wat korte baan werk was ik bezig als boekverkoper, documentalist, journalist, kinderoppas, docent, voorlichter en automatiseerder en voor het grootste deel speelde zich dit af buiten het terrein waarin ik een volledige vakopleiding volgde; de grafische techniek.
Toen ik bij mijn eerste pensionering op mijn loopbaan terugkeek bleek er echter wel een rode draad door mijn wisselvallige bezigheden heen te lopen: het ging altijd over het overdragen van informatie.
Die rode draad is in mijn huidige werk niet meer te vinden. Het enige rode is daar het eindproduct. Ik werk namelijk in de glastuinbouw. Bij een mooi bedrijf dat tomaten teelt.
Nu, na vijf jaar heb ik wel wat opgestoken van de tuinbouw, maar ik kwam daar als een onbeschreven blad. Heel erg was dat niet omdat ik maar nauwelijks bij de teelt zelf betrokken ben. In het begin deed ik veel schoonmaak werk, maar geleidelijk is het accent meer komen te liggen op onderhoud en reparatie.
Nu heb ik ook geen vakkennis op het gebied van techniek, maar hoe het komt weet ik niet, machines zijn altijd aardig voor me. Als ik ze open schroef openbaren ze me meestal hun innerlijke logica en in acht van de tien gevallen lukt het me ze weer aan de praat te krijgen, zoals me dat ook met computers in de meeste gevallen lukt.
Als het me lukt om iets te repareren kan m’n dag niet meer stuk. En het is helemaal kicken als het me lukt met onderdelen die eigenlijk niet bedoeld waren voor de toepassing die ik ze nu geef. Wat ik namelijk genetisch van mijn vader meegekregen heb, is de gewoonte om alles ‘wat nog wel eens bruikbaar zou kunnen zijn’, te bewaren. En dat combineert weer mooi met de genengift van mijn moeder om dingen onorthodox te gebruiken.
(Toen mijn zuster ziek was en niet op de tocht mocht liggen, en wij maar niet leerden om de deur achter ons dicht te doen, construeerde zij uit een stuk je touw, twee schroefoogjes en een combinatietang ingenaaid in een zakje een dranger).
Nu ik toch afdwaal:
Mijn oudste zoon is zich in het kader van zijn studie aan het verdiepen in taalfilosofie en stuitte op het woord ‘ontologisch’ en omdat ik dichter bij was dan de Van Dale vroeg hij mij wat dat betekende. Leek hem sneller.
Ik had er echter meer woorden voor nodig dan het woordenboek. Ik stelde het ook tegenover ‘teleologisch’, dus wezenskenmerken tegenover gezien in het licht van de bestemming.
Ik kwam er op dat moment niet op, maar zijn oma’s benadering van de combinatietang zou een prachtig voorbeeld zijn geweest.
Wat me trouwens opvalt, als ik over mijn werk praat, is dat nog al wat mensen een negatief beeld van de glastuinbouw hebben. En ook dat ze vinden dat tomaten nergens meer naar smaken.
Nou dan hebben die mensen òf al 15 jaar geen tomaten meer gekocht, òf ze bewaren ze in de koelkast, òf het zijn rokers.
En wat de milieubezwaren die men aanvoert: die slaan in elk geval niet op het bedrijf waar ik werk:
De elektrische energie die daar gebruikt wordt, komt van een een met andere bedrijven gezamenlijk geëxploiteerde warmte kracht koppeling die dus zowel warmte als stroom levert.
De CO2 die daarbij onstaat wordt aan de planten gevoerd, die daarvoor weer zuurstof en tomaten voor teruggeven.
Mooi toch?
Plagen worden er vrijwel volledig biologisch bestreden en een vernuftig systeem van bovengrondse èn ondergrondse wateropslag (niet op z’n Almeers, maar netjes met alle vergunningen) zorgt er voor dat er maar zelden leidingwater gebruikt wordt.
Grapje van het lot.
Juist toen ik deel I in mijn hoofd rond had en dacht ‘vanavond maar eens gaan schrijven’ gaf mijn fysiek een hikje, waardoor het leek dat werken voorlopig even van de baan zou zijn. Maar gelukkig bleek het een hikje van voorbijgaande aard te zijn. Het veel goedkopere uitzendbureau waar ik naar verhuisd was bleek zo goedkoop te kunnen zijn door de CAO te ontduiken.
Ik zoek dus ander werk! Mijn loopbaanbeschrijving (CV) staat hier |
Tags: geluk, identiteit, werk
Geef een reactie