Archive for the ‘Uncategorized’ Category

Gelukkig in Holset XVI

zaterdag 6 december, 2025

Ik geloof dat ik Limburgers begin te begrijpen

Lieve lezer: In deze aflevering, die zomaar de laatste zou kunnen zijn, wordt ik wat persoonlijker dan je van mij gewend bent, maar ik denk dat je daar wel tegen kunt, of misschien zelfs wel verzucht hè hè eindelijk, heeft-ie wel lang over gedaan.
Klopt.

Deze serie begon toen we alleen nog maar als vakantiegangers in deze provincie verbleven, eerst met één en later met twee kinderen. En steeds in een zudelijker deel van de provincie neerstreken zodat we uiteindelijk in Vaals belandden en we van daaruit Holset ontdekten.
Toen ik nog in Amsterdam woonde en een denkbeeldige stichting Antireclame afgekort SAR aankondige in het radiopramma de Ochtendspits dien gepesenteerd  werd vanuit een boekwinkel op het Spui in Amsterdam door Frits Spits sloeg dat tot mijn verbazing zo in in de reclamewereld dat dat er nog een pagina’s lange discussie tussen mij en corifeeën uit de reklamewereld ontstond er soms wel een amusante uitwisseling tussen onns de critici en de marketingboys. (Vrouwen kwamen in die sector sporadisch).

Er volgden tal van discussies en ik raakte bekend met meerdere personen uit de narkeing en reclamewereld.
Een van die marketeers vertelde mij dat zijn broer vertegenwooordiger was van een Limburgse brouwerij en dat die hem vertelde dat hij nooit een afspraak maakte met een klant. Maar dat hij altijd eind van de ochtend belde en dan opbelde en iets zei als “Hoi Matthieu ik ben in de buurt en wilde hier ergens gaan lunchen, mag ik je uitnodigen, en heb je miscchien een advies waar het eten de moeite waard is?
En dat werkte altijd.
Ik vond dat wel een grappig verhaal, maar waarschijnlijk overdreven. Omdat overdijving een bekend verschijnsel in de reclame is.

Jaren later, toen mijn geboortestad Amsterdam mij de keel uithing en ik verhuisde naar het eiland La Palma wat toen nog heel rustiek was en daar probeerde in te burgeren kreeg ik te doen met de betekenis van het woord mañana.
Ik kwam er achter hoe je met de inhoud van dat woord moest omgaan.
Het was een ervaring die mij jaren later in eens een brainwave bezorgdeHoe een afspraak in Limburg een zelfde plastisch karakter had als het Spaanse:

Het was de katholieke achtergrond die de beide culturen doordezemde.
Als ongelovige ben ik uiterst geïnteresseerd in de mindset van gelovigen en probeer mij voor te stellen hoe dat voelde.
Daarbij voelde ik dat het gemakkelijker zou zijn me voor te stellen katholiek te zijn dan een van de vele vormen van protestants.
En daar bij speelde niet alleen de kunstwerken die uit het katholicisme voortgekomen zijn, maar vooral dat het begrip vergeving dat het kathoieke geloof zachtmoediger maakt dan het protestanste.
De intentie goed te doen wordt positief bevonden dat de mens niet altijd zijn voornemens waarmaakt komt omdast wij niet volmaakt zijn maar we kunnen dit goedmaken.
Dus leerde ik dat als een Limburger zegt Kump jot, hij dat waarschijnlijk ook meent want het is prettig om iemend ergens mee the helpen. Dus afspraak met jou komt niet onder aaan het to do lijstje maar bovenop de lias pen.

Het kan echter gebeuren dat de persoon waarmee je die afspraak echter een telefoontje krijgt van iemand die belt en zegt “Hoi Math, ik zit omhoog…..” en dat er daan een intentie om te helpen inweerstaanbaar is.

(Dus in zo’n situatie kan je beste aan de vooravond van de dag van de oorspronkelijk avond preventief bellen en vertellen hoe gelukkig je bent dat Matthieu je uit de nood komt verlossen.)

Eigeenlijk ik heb ik gemerkt dat dit wel een ontspannend systeem is en als het duidelijk gemaakt dat een van die twee hulpvragen over een noodsituatie gaat is het geen probleem om de partij die wachten moet te vertellen dat hij wachten moet maar dat….enz.

Komt de ouderdom ook met geschenken?

vrijdag 29 augustus, 2025

Ik zou zeggen van wel, maar je moet er oog voor hebben.
Natuurlijk kan ik alleen voor mezelf spreken, maar er zijn natuurlijk zat mensen die in veel opzichten op mij lijken.
Niet iedereen wordt even oud als ik, maar grosso modo kan je stellen hoe ouder je wordt en dus hoe meer je hebt meegemaakt, des te meer ervaring heb je opgedaan.

Het lot, wat je er mee deed of wat je er mee kon doen bepaalde hoe gevarieerd je leven tot nu toe was. Dus je omgeving speelt een grote rol. Maar je karakter, je nieuwsgierigheid speelt ook een grote rol.
Je karakter lijkt iets wat vast ligt, maar naarmate je ouder wordt merk je dat in sommige zaken anders bent gaan denken. Kun je begrip krijgen voor dingen die je vroeger onbelangrijk of zelfs onzin vond.

Je kunt ook eigenschappen trainen, en de meest interessante is daarbij (volgens mij) je vermogen tot aandacht geven.
Maar aandacht kan je pas ontwikkelen als je iets hebt waargenomen, en we wandelen in ons leven voorbij een hele hoop mensen, gebeurtenissen en dingen waar we geen aandacht aan schenken om dat we aannemen dat ze geen bijzondere betekenis hebben en ze daarom niet interessant genoeg vinden om er aandacht aan te schenken.
Er kunnen zelfs mensen, gebeurtenissen en dingen zijn die we bewust vermijden om dat we er iets tegen hebben en ze op een of andere manier negatieve gevoelens bij ons oproepen.
Het is een onbewuste keuze die je maakt. En het hangt niet af van het object maar van de beschouwer of iets “interessant” is.

Iets wordt pas interessant door de aandacht van de geïnteresseerde!

En hierbij gaat de leeftijd een rol spelen, want als  je van je pensioen en AOW kunt leven en je zelf meer kunt bepalen waar je je tijd aan kunt besteden, kan het dat je ontdekt dat er meer dingen zijn die eigenlijk heel interessant zijn naarmate je

  • er meer naar gekeken of geluisterd hebt,
  • er over gelezen hebt
  • er gesprekken met anderen over gehad hebt,
  • of naarmate dat wat je ontdekt hebt je houding of gedrag veranderd heeft.

Maar wat mij tot nu toe een van de meest waardevolle veranderingen lijkt, is dat je met het klimmen der jaren beter kunt aanvaarden dat je als mens beperkt bent in je mogelijkheden en dat ook altijd zal blijven omdat de mens nu eenmaal zo van nature in elkaar zit.
En dat geldt niet alleen voor onze fysieke eigenschappen, maar evenzeer voor onze mentale eigenschappen.

De oude Grieken die de Stoa uitvonden (stoïcijnen dus) hadden al in de gaten dat je je beter kon bezighouden met dingen die je zou kunnen veranderen (bijvoorbeeld hoe de omgeving daar beter van zou worden) dan wat je niet kon veranderen.
Dat vraagt om een oordeel, en dat is niet gemakkelijk, want je moet dan vermijden dat dat oordeel een vóóroordeel is in plaats van een gefundeerd oordeel.
Een vooroordeel is namelijk een oordeel dat geveld wordt zonder dat alle beschikbare informatie er voor vergaard en bekeken is.
Je kunt dus constateren da t wij in ons dagelijks leven meestal oordelen zonder dat wij ons volledig geïnformeerd hebben omdat we daarvoor geen tijd (of geen zin) hadden.

En dat is een van de belangrijkste redenen dat ik vind dat filosofie een leervak moet zijn vanaf groep 5 in de basisschool gegeven wordt  (en dat ik in oktober  op de (nu nog) wethouder van onderwijs ga Amsterdam ga stemmen).

Conclusie

Aanvaard je beperkingen  als mens, maar streef er naar je beperkingen te beperken.
Begin met je voor te nemen iets niet oninteressant te noemen voordat je het onderzocht hebt, en als je daar nog niet mee bezig bent, kan je zeggen ‘daar heb ik eigenlijk nog nooit over nagedacht’  of ‘daar heb ik (nog) geen mening over’
Zeg niet dat iets nu eenmaal niet te veranderen is, zonder te hebben nagedacht of er niet een klein stukje wel te veranderen is.
In een boek dat ik onlangs gelezen heb zegt een moeder tegen haar zoon als hij het huis verlaat om naar school te gaan ‘En glimlach, dan maak je de wereld beter’.

En dat werkt, een glimlach en een vriendelijk knikje.
Je krijgt het terug.
En vergeet vooral niet die mensen achter de kassa van de supermarkt zitten, die waarschijnlijk voor een mager salaris stromen artikelen scannen.

Morgen beginnen?
(Als je het niet al jaren doet).

Hoe kom je op het idee te ontsnappen als je niet weet dat je gevangen bent?

zondag 18 september, 2022

De meest waarschijnlijke reactie op deze vraag is een wedervraag “Hoezo, komt het dan voor dat mensen gevangen zitten zonder dat ze dat weten?”

Ja zeker, dat komt voor, en het meest voorkomende voorbeeld hiervan is rolgedrag. Want hoewel we rolgedrag wel herkennen, lukt dat voornamelijk als het over rolgedrag van anderen gaat.|
En we kunnen dan ook een groot deel van ons leven doorbrengen in de veronderstelling dat we volkomen vrij zijn van welke serieuze vorm van rolgedrag ook.

Ik kwam daar zelf achter toen een feministische vriendin tegen me zei dat op verkeersborden geen vrouwen voorkomen.
Mijn eerste reactie was dat dat wel erg ver ging. Maar toen ik daar langer over nadacht drong het tot me door dat het verontrustende was, dat het mij nooit opgevallen was, dat in logo’s en symbolen een mens steevast als een mannetjesmens werd voorgesteld terwijl ik toch dacht een verlicht mens te zijn met een scherp oog voor onvolkomenheden en absurditeiten.

Het was het begin van een bewustwordingsproces dat ik hoewel niemand ooit mij me ooit van macho gedrag zou beschuldigen en ik zelf daar ook nooit enige behoefte aan gevoeld had toch een soort mannelijke blindheid had vertoond.

Anders zou ik dit verkeersbord wel  als een waarschuwingsbord voor kinderlokkers hebben ervaren, want in de tijd dat mijn bewustwording begon was het voornamelijk moeder die met de kinderen wandelde, en was vader op zijn werk.

Maar wat is rolgedrag, waar komt het vandaan, zijner soorten in, en is het erg?
Ik ben geen socioloog en was in de tijd dat ik dat ontdekte ook nog niet bezig met het ontwikkelen van een filosofische blik op de mens, maar leerde in die tijd wel dat rolgedrag een product is van de in jouw samenleving dominante cultuur.

Als je opgroeit in een cultuur en je bent geen geboren dwarsdenker is wat er om je heen het meeste voorkomt het normale gedrag en dat gedrag wordt je als je ouders hebt die ook geen dwarsdenker zijn dan ook aangeleerd.

Maar gelukkig zijn er af en toe wel dwarsdenkers die anderen weten wakker te schudden en heb je het geluk zo iemand tegen te komen of haar of zijn werk te lezen dan leer je stukje bij beetje ook zelf dwarser te denken.

Zo kan het gebeuren dat je ontdekt dat wij massaal verslaafd zijn.
Niet aan in de eerste plaats aan drugs maar aan dingen.

Is dat niet wat overdreven?
Nee, want als je een verslaving ziet als een permanente behoefte aan iets die als die bevredigd wordt toch blijft bestaan, en zo sterk is dat je er andere behoeften voor onderdrukt, dan is er duidelijk sprake van verslavingsgedrag.

Nu zijn er verschillende vormen van verslaving.
Een verslaving die je op een bepaald moment in je leven oploopt door nieuwsgierigheid, of door een oorzaak buiten jouw wil als het gebruik van medicijnen, maar het kan ook dat je verslaafd wordt opgevoed omdat iedereen verslaafd is en dat is het geval bij de verslaving die ons gedrag als consument in wezen is.

We zijn namelijk niet altijd consumenten geweest. De beginnende mens was zelfvoorzienend. En in stamverband kon door delen en ruilen en zekere taakverdeling en specialisatie ontstaan, waardoor de individu weliswaar niet, maar het zelfde individu als stamlid wel zelfvoorzienend was.

Later konden er zelfvoorzienende dorpen ontstaan en later kon het gebruik van geld als een intermediair ruilmiddel het verkeer van goederen gemakkelijker maken.
Ons consumptieniveau werd nog voornamelijk bepaald door primaire levensbehoeften:
Voedsel, schoon water, schone lucht en afhankelijk van klimaat kleding en onderdak.
Vuur en kennis van heelkunde verlengden ons leven aanzienlijk.

Wanneer zijn we dan consumenten geworden?
Met de opkomst van de mechanisatie, industrialiseren en de daarmee samenhangende opkomst van het kapitalisme grootschalige handel en kolonisatie.
De industriële productie van goederen vergt nu eenmaal grote investeringen en die moeten in de eerste plaats terugverdiend worden, maar daarna ook rendement blijven opleveren.

Stel je bent een rijke ondernemer en je bouwt een fabriek om kinderwagens te maken, want dat is een natuurlijke groeimarkt, denk je.
Dan ontwerp je een comfortabele licht lopende kinderwagen die loopt (excuus) als een trein.
Maar op een bepaalt moment heeft elk ouderpaar dat zich het kon veroorloven jouw kinderwagen.
En daar stoppen ze ook de volgende borelingen in. De markt raakt verzadigd.

Wat te doen. Export? Dat helpt een tijdje tot je zo ver moet uitvoeren dat het transport je winst op eet.
Briljant idee: Je ontwerpt een NIEUW MODEL !
Met luxe vering en een kap tegen de zon en de regen.

Dat werkt, en je besluit om de twee of drie jaar een nieuw model te lanceren.
Je stelt een lijst van verbeterings- of uitbreidingsopties, maar bent zo slim om die niet allemaal tegelijk te realiseren, er moet een stijgende lijn zijn in toenemende kwaliteit, zodat de klant vertrouwen in jouw merk krijgt.

Zeker voor dit product is dat een succesvol model. Immers als de ouders van het eerste kind niet zelf al voor het beste gaan, want dat wil je tenslotte voor jouw kindje, dan willen de grootouders als de middelen er voor ontbreken daar wel aan meehelpen in de meeste gevallen.

Hosanna! De fabriek is een blijvend winstgevend object geworden de economische groei blijft gaande en homo sapiens ook wel bekend als homo ludens is geëvalueerd tot homo consumens.

Verzin ik dit nu allemaal maar om dat ik niet zo van het kapitalisme houd?
Nee, ondernemers geven dit zelf toe met als excuus dat dit allemaal leidt tot groeiende welvaart en dus vooruitgang en succes in ‘het najagen van geluk’. Een van de drie onvervreemdbare rechten waarmee volgens de Onafhankelijkheidsverklaring van de Verenigde Staten de mens door de Schepper zou zijn uitgerust. De andere twee waren het leven en vrijheid.

Maar ook de kritiek is niet nieuw. Vance Packard schreef in The Waste Makers (1960) al over de ingebouwde ‘geplande veroudering’ die in de producten is ingeprogrammeerd. En hij maakt daarbij onderscheid in fysieke slijtage, maar daarnaast ook een ‘verouderd raken in de geest van de consument, zelfs voor dat de componenten die worden gebruikt om het product te maken zullen falen’.
En de term homo consumens neem ik over van Erich Fromm die hem in 1965 muntte.

Om deze paternosterlift met een stijgende verbeterde versie aan de zichtbare passagiers kant en minder zichtbare afdankertjes aan de achterkant gaande te houden was legioen van propagandisten nodig die een arsenaal van middelen ontwikkelden om onze begeerte brandend te houden.
Sommigen waren daar heel openhartig over:

Zo schreef Edward Bernays in 1928 al in zijn boek Propaganda:
Massaproductie is alleen winstgevend als het ritme ervan kan worden gehandhaafd – dat wil zeggen als het zijn product in gestage of toenemende hoeveelheid kan blijven verkopen. Vandaag moet het aanbod actief proberen de overeenkomstige vraag te creëren … [en] het zich niet kan veroorloven om te wachten tot het publiek om zijn product vraagt; het moet voortdurend contact houden, door middel van reclame en propaganda … om zich te verzekeren van de voortdurende vraag die alleen haar kostbare fabriek winstgevend zal maken.

 Dit citaat ontleen ik aan een heldere uiteenzetting van het MIT: A Brief History of Consumer Culture

En inmiddels wordt dat advies uitbundig opgevolgd.

Ook als je het geluid eventjes uitzet tijdens het reclameblok wordt je dagelijks overspoeld door reclame uitingen op straat en bij het uitpakken van je levensmiddelen. Boodschappen waar maar weinig controle op is. Omdat op den duur toch wel er opvallend werd dat de afbeelding op de verpakking weinig leek op wat je binnenin aantrof staat er tegenwoordig in kleine lettertjes bij ‘serveertip’ maar dan heeft het beeld al zijn werk al gedaan.

Consuminder
En geniet van je vrijheid

Willen we hier aan ontsnappen?

Vraag 1. Waarom zou je het niet willen?
Omdat je gehecht bent aan de spullen die je om je heen hebt verzameld?
Dat zal heel goed kunnen. Aan sommige dingen ben je gehecht omdat het een geschenk is en dat de persoon die het je schonk blijkbaar met heel veel aandacht juist dat ding gekozen heeft met de  gedachte dat dat is nu net iets voor jou is.
Of omdat het een perfect ontworpen ding is wat je elke keer met plezier gebruikt.
Dat is puur geluk, koester het.

Vraag 2. Waarom zou je het wel willen?

Daar zijn een heel aantal redenen voor op te noemen:

  1. Door te consuminderen houd je een hoop geld over en daar kan je veel leuke dingen mee doen, zoals weggeven, of er iets nuttigs mee te doen. En wat jij nuttig vind kan je zelf bepalen, (geniet van je vrijheid).
  2. Je spaart het milieu, op termijn als andere mensen ook af zien van serie-kopen, en direct al omdat je de afvalberg niet verder vergroot. Dat kopen zonder een noodzakelijk tekort wordt je verkocht als funshoppen.
  3. Door minder te kopen wordt er op den duur ook minder geproduceerd en bestrijden we de gas&oliegarchen.
  4. Hoe minder spullen je hebt, hoe meer ruimte je om je heen hebt.
    Ruimte die je kunt ervaren as such.
    Ruimte die je kan vullen met dromen of plannen.
    Ruimte die je kan benutten voor bezigheden waarvoor eerst geen ruimte was.
    Ruimte ook die je kunt delen.
  5. Je bent je aan het bevrijden. Jij bepaalt. Je bent immuun aan het worden voor aanbiedingen, verbeterde samenstelling, 20% extra, tweede voor de halve prijs en spaarzegels voor luxe wijnglazen of pannen van ‘edelstaal’.

Hegel helpt met punt 5. een zijpad dat ik niet kan weerstaan :

In mijn jongere jaren, toen ik nog geen vegetariër was bezocht ik in de DDR een Bierkeller omdat ik wel eens Sauerkraut mit Eisbein wilde proeven. Ik was gekleed in een wit spijkerpak en had lang haar en waarschijnlijk een baard dus ik viel daar nogal op.
Wat ik niet verwacht had was, dat er na enige tijd een gast in het uniform van de VOPO (Volkspolizei) opstond naar mijn tafel toe liep en beleefd vroeg of ik goed vond als hij aan mijn tafel kwam zitten.

Dat vond ik goed en na een inleidende vraag waar ik vandaan kwam en ik vertelde dat dat uit Amsterdam was begon hij vragen te stellen over Provo en wat die mensen eigenlijk wilden.

Provo was destijds internationaal nieuws dat blijkbaar zelfs achter de muur ook doorsijpelde, en ik had al eerder gemerkt dat die Marxisten daar gebiologeerd waren door het feit dat er een ontwikkeling was die revolutionaire kenmerken had maar waar onbegrijpelijkerwijs geen ideologie aan ten grondslag lag.

Ik vond het wel pikant om met een Vopo in gesprek te zijn die blijkbaar niet verplicht aan het evangeliseren was maar iets wilde begrijpen. Dus toen ik in mijn uitleg van Provo een aantal keren het woord ‘vrijheid’ gebruikte vroeg hij wat mijn definitie van vrijheid was.
Zoals al vermeld was ik in die tijd nog niet filosofisch angehaucht dus ik moest ter plekke een definitie van vrijheid formuleren.

Ik weet niet meer precies wat ik toen gezegd heb, maar mijn tafelgenoot was er niet tevreden mee. Je kon in de definitie van een begrip niet zelfde begrip als term gebruiken.
Oef, mijn opponent was blijkbaar geschoold. Ik vroeg daar om maar wat dan zíjn definitie van vrijheid was.

Freiheit ist Insicht in die Notwendigkeit, zie hij prompt.

(Ik heb me die tekst een tijd lang verkeerd herinnerd als ‘Freiheit ist Erkentniss der Notwendigkeit’ en dat ook verkeerd geïnterpreteerd als de onontkoombaarheid van de revolutie).

Maar een dag na dat gesprek zag ik in de etalage van een boekhandel een boekje liggen met de titel Klein Marxistisches Wörterbuch. Ik dus die winkel en bladeren in dat boekje naar Freiheit en ja hoor, Insicht in die Notwendigkeit stond er achter met een * voor Notwendigkeit, wat betekende dat je Notwendigkeit ook kon vinden in het boekje. Dat laatste besloot voor de terugreis te bewaren en ik kocht het boekje.

Als ik nu een en ander opzoek begrijp ik dat Hegel het niet precies zo gezegd heeft, maar het wel bedoelde.
Hoe dan ook, ik kan het wel gebruiken in mijn betoog. Want als je je beperkt tot het noodzakelijke ontstaat er een ongekende ruimte in je omgeving en de mogelijkheid om die te gebruiken voor die dingen die jou of anderen kunnen bezielen. En dat lijkt mij een verrijkende vorm van vrijheid.

Van de nood een deugd maken is mooi
Van de nood een vreugd maken is nóg mooier

Hoe pak je zoiets nu aan?
Maak er een spel of liever nog een feestje van.

  1.  Omdat de energietransitie wordt geholpen door de explosie van de brandstofprijzen, verdeel je je huis in verwarmde en onverwarmde zones.
    Afgezien van de milieuwinst (nou ja als je eerlijk bent, is het geen winst maar verminderde schade) spaart dit geld en beknot je de mogelijkheden van Poetin.
    Een verassend bijeffect: Als je uit de onverwarmde zone de verwarmde betreedt onderga je een weldadige omhelzing van 18 graden.
    Als de temperatuur buiten ’s avonds gaat dalen zet je de thermostaat op 16 en schakel je een oliegevulde radiator in. Dan spaar je nog meer. Zeker als je zonnepanelen hebt. Gordijnen dicht rolluiken naar beneden. En de radiator tussen twee gemakkelijke stoelen. Eventueel een dekentje over de knieën. Tijd voor een verhaal.
  1. Een reis door de kamer.
    In je kamer staan spullen, als je er lang woont tamelijk veel spullen. Spullen die je gekocht hebt, spullen die je gekregen hebt, spullen die jen geërfd hebt, spullen die iemand vergeten is, spullen die je zolang geleden van iemand geleend hebt, dat je ze niet meer terug durft te brengen. Kortom veel van die dingen hebben een verhaal. Sterker nog alle dingen hebben een verhaal, ze zijn ooit uitgevonden, ergens gemaakt, hebben misschien wel een lange reis gemaakt om in jouw kamer in de verwarmde zone terecht te komen. Een deel van dat verhaal ken je niet, maar je eventuele medebewoner weet er misschien meer van. Als dat niet zo is zit er niets anders op dan het ontbrekende verhaal te verzinner. Voor je het zelf in de gaten hebt begin je te veranderen in een verhalenverteller.
    En verhalen zijn de milieuvriendelijkste manieren om een ruimte mee te verrijken.
  2. Een reis door je kasten en laden, Een spel dat over verandering gaat, voor 1 of 2 personen.
    Begin maar met een la, dat is eenvoudiger.
    Wat je daar allemaal tegen kunt komen zal meestal een mix zijn van gebruiksartikelen, dingen van emotionele waarde zoals brieven en foto’s, en bewijsmateriaal zoals bonnetjes garantiebewijzen en dergelijke die eigenlijk beter in een map zouden horen te wonen.Waar we ons op richten zijn de gebruiksartikelen.
    Pak ze en voor een er uit en ga na wanneer je dit ding of deze dingen voor het latst gebruikt hebt. Als dat lang geleden is, bedenk je hoe groot de kans is dat je dit nog wel eens zal gáán gebruiken.|
    Als de uitkomst van deze tweestappentest is dat je dit artikel eigenlijk niet nodig hebt is de conclusie dat er geen enkel nut of noodzaak is dat je het toch hebt.|
    De volgende stap zou dan logischerwijs kunnen (of misschien wel moeten zijn) dat je dit artikel uit je bezit kan verwijderen.
    Je zou dus een verhuisdoos kunnen neerzetten die je bevordert tot hebikeigenlijknietnodig doos.
    Aangemoedigd door de ontdekkingen die je in deze laden doet, zal zich een gevoel van bevrijding ontwikkelen, maar tegelijk ontstaat er een nieuw probleem: Wat moet je met die spullen? Bij het grof vuil? In de bak voor het restafval. Weggeven? Naar de kringloopwinkel?Recyclen?
    Het hangt van het artikel af? Kan het echt nuttig zijn voor iemand, dan geef je het weg natuurlijk. Maar wat doe je met een oude leesbril bijvoorbeeld? Is daar een inzamelpunt voor?Ik weet het antwoord daar ook vaak nog niet op.
  3. Maak zelf iets wat je tot nu toe altijd gekocht hebt.
    Maakt niet uit wat het kan een maaltijd zijn waarvoor je eerst een pakket ingrediënten kocht, ben je goedkoper uit en kan je ook het recept aan jouw voorkeur of portiegrootte aanpassen.Bak een brood. Nee niet met een broodbakmachine en ook niet met een mix. Gewoon met volkorenmeel water en gist. Vergeet al die pitten en zaden en zeker meelverbeteraars  gemaakt van gemalen kippenveren. Recepten te over op het internet. Het zal de eerste keer misschien niet helemaal zijn zo als je gehoopt had, maar de geur en de voldoening zal je je verlijden dit vaker te doen en voor je het weet, eet je niets anders.
  1. Gebruik je warmte.
    Als je het geluk hebt dat je je leven, tafel en bed deelt met een geliefde kan je over wegen om op koude dagen eerder naar bed te gaan dan je lief.
    Maar in plaats van op je eigen helft onder dekens te kruipen doe je dat op de andere helft. Je rolt je op in het dek alsof je een zijderups bent en als je warm bent spreid je het dek uit over de hele helft (van je wedehelft).Wat je doet is dat je de ruimte vult met warmte. Je de ruimte vult met jouw warmte. Dat is te gek, want het gebeurt zonder enig inspanning !
    Wu wei noemden ze dat geloof ik in China, doen door niet te doen.Deze ontdekking van een nieuwe manier om de warmte van je relatie te onderhouden brengt je op inzichten over de relatie tussen geluk en delen.
    Dat het najagen van geluk niet de handigste manier is om gelukkiger te worden. Dat geluk niet veroverd moet worden maar ontdekt, dat het net zo iets is als schoonheid, waarvan gezegd wordt dat die woont in het oog van de waarnemer.

Ik zou zeggen doen, als het een knorrige oude man lukt, lukt het jouw zeker.

Gelukkig in Holset XV: Wat is geluk eigenlijk, en waar komt het vandaan?

donderdag 8 september, 2022

 

Geluk is een vrolijk en prettig ongrijpbaar onderwerp.

Waarom het een vrolijk onderwerp is behoeft geen uitleg.
Waarom het ongrijpbaar is zal hier worden uitgelegd en waarom iets prettig is als het ongrijpbaar of onbegrijpelijk is, is omdat het je prikkelt om te zeggen “Hoezo ongrijpbaar? Misschien zoeken we wel op de verkeerde plaats.”
En over dat laatste vermoeden gaat het hier verder.

Vooraf is het goed om  zoals Engelstaligen doen verschil te maken tussen fortune en happiness.  
In het Nederlands gebruiken we het zelfde woord geluk  echter voor deze twee geheel verschillende dingen:
Voor een meevaller in uitdrukkingen als ‘een geluk bij een ongeluk’ of in het commentaar ‘nou dan heb je geluk gehad’ als je vertelt dat je onderuitging met je fiets en een auto nog net kon stoppen. Van dit ‘geluk’ een gelukkige wending die niet uit je eigen handelen voortkomt werd in de oudheid gedacht dat dit al dan niet aan je werd uitgedeeld door een godin, Fortuna geheten.
Maar afgezien van gelukzoekers die loten kopen en casino’s bezoeken  gelooft geen verstandig mens daarin, anders zou Fortuna Sittard wel een keer landskampioen worden.

Maar waar hebben we het hier dan wel over als we het hebben over geluk?

Het gaat over een ervaring of een gemoedstoestand die de het begrip tevredenheid overschrijdt.

Een tevredenheidsmoment kan veroorzaakt worden door een gebeurtenis die je zelf geheel of samen met anderen hebt veroorzaakt.
Als je taartbodem ongeschonden uit de bakvorm komt, of de motie waarvoor je op een partijcongres voor was met een glanzende meerderheid aangenomen wordt, denk je al gauw “gelukt!”.

Die momenten kunnen mede veroorzaakt worden door een gebeurtenis of een situatie en dat zou de indruk kunnen wekken dat geluk van externe factoren afhangt. Maar dat hoeft niet het geval te zijn, al was het alleen al omdat je zelf aan die gebeurtenis of die situatie bijgedragen kunt hebben.
En het hoeft niet eens een gebeurtenis te zijn, het kan ook een gedachte zijn.
Denk maar aan het moment dat je ineens de oplossing ziet voor een lastig probleem waar je al dagen lang mee rondloopt.
Komen die momenten of situaties met een bepaalde regelmatigheid in je leven voor dan kan of zal je jezelf op een bepaald moment omschrijven als een tevreden mens.

Carmiggelt liet een van de oude mannetjes die hij aan de lopende band verzon ooit zeggen ‘Er is een hoop ellende in de wereld meneer. Maar je moet er oog voor hebben.’
Er is echter meer voor te zeggen dat er een hoop geluksmomenten in de wereld op ontdekking liggen te wachten, maar dat je er wel oog voor moet hebben.
Die rol van het oog doet denken aan de veel bekendere uitspraak “Beauty is in the eye of the beholder” Afkomstig uit een boek van de Ierse schrijfster Margaret Hungerford uit 1878 getiteld Molly Bawn en de volledig zin luidt daar:
“It is an old axiom, and well said, that “Beauty is in the eye of the beholder”.
Hungerford geeft daarbij aan dat deze constatering al eerder is gemaakt, maar zij weet het zo kernachtig te formuleren dat wij het haar tot het einde der dagen in haar woorden zullen nazeggen. Chapeau.
Want waar hebben ogen voor? Om te kijken.
Maar wáár we naar kijken dat is aan ieder om zelf te bepalen.
En die keuzes kunnen we in een bepaalde richting cultiveren.
We kunnen focussen op zaken die ons die beleving van schoonheid bij een eerdere gelegenheid hebben opgeleverd. En wanneer we dat langere tijd doen kan het gebeuren dat we daarbij een groeiende gevoeligheid ontwikkelen. Dat we details ontdekken die we eerder niet zagen die op zichzelf ook een zekere vorm van schoonheidsgewaarwording opleveren. Of alleen al de belofte van schoonheid.
Zoals je die kunt ontdekken in de ontwikkeling van jouw kind.

Wanneer je dit hebt ontdekt wordt je door steeds meer schoonheid omringt.
Hoe zei die andere filosoof het ook al weer? “Je begrijpt het pas als je het ziet”, of was het “Je ziet het pas als je het begrijpt.”
Het is allebei waar.

Waarom nu dit verhaal?  Omdat het ervaren van schoonheid een van de vele gewaarwordingen is die een geluksgevoel opleveren en je dus je met het ontwikkelen van aandacht en herkenning van schoonheid een van de wegen naar geluk hebt gevonden.
Namelijk een weg naar bronnen van geluk die buiten ons zelf liggen.  
Maar laten we terug gaan naar onze oorspronkelijke omschrijving van geluk als een verhoogde staat van tevredenheid, dan hebben we over ‘ergens vrede mee hebben’, een gevoel dat iets goed is zo.
En als we dat vaak genoeg hebben kan dat leiden tot de constatering dat je eigenlijk wel behoorlijk blij bent dat je bestaat, en dat al die ontmoetingen die daar voor nodig zijn geweest sinds de tijd dat we net geen primaten meer waren hebben plaats gevonden en vrucht hebben gedragen.
Wat een overrompelende gedachte is, als je dit voor de eerste keer beseft.  

In het poesiealbum van mijn zuster, die nog ouder is dan ik, stond een rijmpje dat begon met de regels “Ik wens je een ventje/ met een mooi traktementje.”
Zo werd gedacht over het geluk van de vrouw in die dagen. Maar dat het geluk met een grote G van je leven van een ander moet komen leeft  nog steeds bij velen, al zal niemand daar nog hardop dat traktementje bij noemen.
Een vermelding van geluk waar men in de Verenigde Staten nog steeds bijzonder trots op is, is de vermelding in de onafhankelijkheidsverklaring.
Hierin wordt verklaard dat de mens door diens schepper is toegerust met bepaalde  onvervreemdbare rechten waaronder Leven, Vrijheid en het Najagen van Geluk. (the Pursuit of Happiness).
Pursuit kan veel betekenen van werken aan tot achtervolgen. Maar de keuze van juist die term pursuit suggereert dat geluk iets is dat buiten je zelf ligt en je moet zien te veroveren. En een verwijzing naar de factoren binnen je zelf , zoals het je openstellen voor en je gevoeligheid verhogen voor geluk geen rol lijken te spelen.
Want we kunnen Hungerford parafraseren Happiness is in the mind of the observer.
Geluk woont in de ziel van degene die het ervaart, of sterker nog: Geluk ontstaat in de ziel die zich er voor openstelt.

Het sleutelbegrip: aandacht

Aandacht is het begin van verbinding. Aandacht kan ontstaan doordat je aandacht getrokken wordt door iets of iemand, maar je kunt met die impuls wel of niet iets doen.
Als je uitgerust bent  met een onstilbare nieuwsgierigheid ben je een bofkont want dan kan je enorm veel dingen ontdekken waar je vrolijk tot gelukkig van wordt.
Wordt je nieuwsgierigheid echter belemmert door een utiliteitsbeginsel (ik ben niet geïnteresseerd in oninteressante dingen) dan ga je niet alleen praktisch, maar ook logisch in de fout. Want er bestaan geen dingen die interessant of oninteressant zijn, maar alleen maar dingen die interessant of oninteressant gevonden worden door iemand.
En die iemand zou dus eerst aandacht moeten schenken om uit te vinden of iets misschien toch niet helemaal oninteressant is als je er beter naar keek of er meer over wist of luisterde naar iemand die het wel interessant vindt.

Hoe komt het dat je zo vaak mensen hoort zeggen ‘dat boeit me niet’?
Waarom je eindexamens gevierd ziet worden met een boekentas aan de vlaggenstok. Hoera, nou hoef ik nooit meer een boek te lezen.

Een van de oorzaken zal zijn dat wij als kind minder vaak onderzoekend kijken.
In de tijd dat kinderen nog op straat speelden ontdekte je de mogelijkheden van de straat met het instinct dat je als nakomeling van jagers-verzamelaar had de mogelijkheden en gevaren van de bestrating.
Een lager liggende tegel kon je gebruiken als knikkerputje, de putten langs het trottoir leverde een gevaar op voor je tol.
Op het platteland waren het andere dingen.
Door die verkennende manier van kijken en de beperkte hoeveelheid middelen groeide je improvisatievermogen en kon je met een stok meer doen dan slaan, maar ook graven en en passant ontdek je dan ook het principe van de hefboom.
Wat het grote voordeel van het begin van de vorige eeuw was,  was de afwezigheid van visuele media. Die je alles al in een reproductie lieten zien waardoor je dingen nooit  in hun overweldigende veelheid van zintuiglijkheid voor het eerst kon ervaren.

Probeer je maar eens de indrukken voor te stellen die je ondergaan zou hebben als je voor het eerst in een bos kwam zonder daar ooit document) toen ik zeven jaar was.

Die geur, de gladheid van dennennaalden, de dikte van de boom waar je armen te kort voor waren, de enorme hoeveelheid varens met die mysterieuze bruine doosjes op de onderkant van de bladeren, de denappels die mee naar huis gingen om als het winter werd de kachel mee aan te maken.
Daar kan toch geen BBC documentaire tegenop?|
Ik denk dat daar mijn liefde voor de natuur is ontstaan.
Voor de beeldschermkinderen van nu is het voorgoed onmogelijk om die betovering van de eerste ontmoeting met de wereld te ervaren.
De producten van de entertainment industrie (vaak gepresenteerd als informatie) vernietigen onze kans op ontdekken, geboeid raken en verbonden te raken met de onbewerkte en niet-geëxploiteerde werkelijkheid van de natuur, wat een enorm verlies voor ons welzijn is.

Ik zelf beschouw dit als een van de vele vormen van de vervreemding.
Vervreemding als de tegenpool van verbinding.
De vervreemding die in het als welvarend beschouwde deel van de wereld een ziekte is waarvan we de symptomen maar zelden voelen om dat we de vergelijking met de verbonden manier van leven niet goed kunnen maken.
Maar,  als we ons dat op een helder moment wel bewust worden, kunnen we ons afvragen of we hier iets aan kunnen doen?
Op grote schaal stuit je dan op praktische bezwaren (en vaak ook wetten die in de weg staan) . Want je zou eerst een eind aan het kapitalisme moeten maken, en aan de industrialisatie, de globalisering en nog wat van die dingen.
Maar in je persoonlijke leven ligt dat anders.

Ho, wacht even is dat geen escapisme, dagdromerij, vage praat et cetera?

Nee, je kunt best actief zijn tegen uitwassen van onze consumptiecultuur, discriminatie en ander onheil, maar daarbij zorgen dat je dat doet vanuit een state of mind die minder bevattelijk is voor wanhoop en dan is het aantrekkelijk om na te gaan wat wegen zijn om jouw vervreemding te verminderen door je kans op momenten van verbinding te vergroten.

Hoe help je het geluk?

Als mijn stelling “Geluk woont in de ziel van degene die het ervaart, of sterker nog: Geluk ontstaat in de ziel die zich er voor openstelt” waar is, dan zullen de wegen naar geluk ook per persoon heel verschillend kunnen zijn.
Maar er lijkt wel iets te zeggen over de stappen waarin aandacht zich kan ontwikkelen tot een verbinding die geluk oplevert.
Wanneer het gaat om aandacht voor een levensvorm dan is een mogelijke vorm van escalatie:

aandacht > interesse > betrokkenheid > empathie > verbinding > verbondenheid > geluk

Als het gaat om aandacht voor een zaak kan het langs deze weg verlopen:

aandacht > interesse > nieuwsgierigheid > onderzoek > begrip > voldoening > geluk

En wanneer we dan die verbinding en verbondenheid ervaren dan is het niet te vermijden dat we een vorm van liefde hebben ontdekt waarvan moeilijk is vast te stellen of het nu liefde is die wij geven of ontvangen of dat dit misschien bij dit soort liefde hetzelfde is.
Dat is een vraag waarop ik graag reacties zou willen krijgen.

Hoewel de beschreven en mogelijke andere  routes door iedereen zelf gezocht moeten worden is er wel iets bekend over patronen die bij veel mensen helpen.
Een daarvan is het volgen van rituelen.
Ik had de illusie dat zelf uitgevonden te hebben toen ik met mijn gezin de vakantie doorbracht in zo’n bungalow park waar wel een open haard was maar geen afwasmachine.
Toen ik me realiseerde dat ik eigenlijk met een reinigingsritueel was in plaats van een corvee werd het ineens zinvolle prettige bezigheid die ik voor de mensen waarmee ik de maaltijd deelde uitvoerde en ervoer ik en passant dat dat warme water best prettig aan mijn handen was.

Bestaande rituelen zeiden mij niets maar persoonlijke rituelen waren zinvol en maken nu een vast onderdeel van mijn innerlijke gereedschapskist uit, bijvoorbeeld op de twee dagen per week dat ik het ik voordeeg maak en bij het bakken van die broden op de twee dagen daarna.
Maar tijdens het schrijven van dit essay stuitte ik op een artikel op de Amerikaanse website Vox, getiteld: Why we need rituals, not routines; How rituals can help you approach basic tasks more mindfully. door Terry Nguyen’.

How rituals encourage mindful living – Vox

Zelf wist ik 19 jaar werkzaam te zijn in een bureaucratie zonder depressief te worden door me te focussen op de behoeften van de mensen die met mijn product (applicaties) moesten werken en dat dat product daarom perfect moest zijn en lukte het mij vrijwel altijd om buiten de managementlagen boven mij om in samenspraak met de gebruikers vast te stellen wat zij er graag in wilden hebben.
Het is jammer dat dit voor veel ambtenaren niet mogelijk is omdat ze voor gebruikers buiten de organisatie werken. Want er zijn echt genoeg ambtenaren die zich zelf zien als civil servant.

Een andere ‘techniek’ die voor mij werkt is om niet alleen de schepsels maar ook de dingen waarmee ik contact heb te voorzien van een denkbeeldige ziel.
Niet dat zij daar iets van merken, maar het zet mij automatisch in een houding van op zijn minst respect, en het maakt die contacten daardoor ook meteen interessant en waardevol.
Ook het ogenschijnlijk meest stomme ding in je huis is gemaakt door een mens, of door tussenkomst van een mens, of ontstaan door de natuur, met alle verhalen die daar aan vast zitten.

Refrein  

Een groot deel van ons bewustzijn begint met waarneming.|
Waarneming die kan leiden tot aandacht.
Aandacht die kan leiden tot betrokkenheid.|
Betrokkenheid die kan leiden tot empathie.
Empathie die kan leiden tot liefde.

En liefde is misschien wel een ander woord voor geluk.
En als dat zo is dan kan er dus niet zoiets bestaan als een ongelukkige liefde.

Het idee van een ongelukkige liefde bestaat alleen maar als je liefde voor iets of iemand ziet als iets dat beantwoord dient zijn door een gelijke liefde voor jou.
In zo’n geval is er eerder sprake van een onvervuld verlangen, of zoals Stefan Zweig zo mooi zegt, Ungeduld des Herzens.

In ons door consumptiedrang vervulde tijdperk wordt liefde in de eerste plaats geassocieerd  met wederzijdse liefde, maar er zijn tal van vormen waarin wij liefde beleven die niet beantwoord wordt. In rouw bijvoorbeeld, in liefde voor een dier, voor het landschap, voor een romanfiguur.

Geluk is (net zoals dat andere product van de geest, informatie) iets dat meer wordt door het te delen en bevrijd is van alle materialistische behoudwetten.

Roland Holst dichtte het al voor het monument op de Dam.

Nimmer, van Erts tot Arend, was enig schepsel vrij onder de zon, noch de zon zelve, noch de gesternten. Maar Geest brak Wet en stelde op de geslagen bres de Mens.

 

Gelukkig in Holset XIV: Het mannelijk tekort?

vrijdag 17 december, 2021

De reden dat er een vraagteken achter ‘Het mannelijk tekort’ staat is dat ik er niet tevreden over ben.
Waarom ik hem dan gebruik?
Dat zit zo.
In 1933 verscheen een boek van André Malraux getiteld ‘La condition humaine’ wat bekroond werd met de prestigieuze Prix Goncourt.
Het werd in meerdere talen vertaald, in Nederland door niemand minder dan E. du Perron, onder de titel ‘Het menselijk tekort’.
Dat is nogal een vrije vertaling vind ik. Maar omdat du Perron bevriend was met Malraux, zoals blijkt uit du Perron’s roman ‘Het land van herkomst’ waarin Malraux als Héverlé voorkomt, zal die vertaling wel de zegen van de auteur hebben gehad. Maar zou een onbeschreven Nederlandse lezer in de boekhandel door deze titel op de zelfde manier geprikkeld zijn als wanneer er had gestaan had ‘Het menselijk bestaan’?

Maar terug naar mijn titel. Als ik een Fransman was geweest zou ik eerder gekozen hebben voor ‘La condition masculine’ dan voor Le déficit masculin? omdat condition behalve gesteldheid ook gerelateerd is aan conditionering en de conditionering van mensen tot ‘mannelijke’ en ‘vrouwelijke’ personen het onderwerp is waarover het in dit opstel zal gaan.
Directe aanleiding was een recente artikel in De Correspondent, getiteld “Wat we van jagers en verzamelaars over mannelijkheid en vrouwelijkheid kunnen leren”.
Wat ik van dit artikel opstak dat volgens een boek van Charles Eisenstein (The Ascent of Humanity) mannen- en vrouwenrollen pas ontstaan lijken te zijn toen de landbouw werd uitgevonden. En dat zou een bewijs zijn dat er al eerder een vorm van samenleven heeft bestaan waarin dit functioneerde.
Minder verhelderend vond ik in dat artikel de beschouwingen over de zich uitbreidende reeks LHBT waarin gender en seksuele voorkeur op voor mij niet duidelijke manier als gezamenlijke categorie besproken worden.
Met die genderkwalificatie heb ik al langer moeite omdat er te veel elkaar tegengestelde ideologische opvattingen aan gekoppeld worden.
Het begrip gender komt op mij over als gebaseerd op een gevoel van individuele mensen over of visie op zich zelf dat beïnvloed wordt door:

a) hun geslacht in biologische zin,
b) de begrippen die de in hun omgeving dominante cultuur aan dat gegeven koppelt en
c) hoe hun persoonlijke gevoelens en opvattingen zich tot a) en b) verhouden.

En dat laatste is in mijn visie iets wat veel te maken heeft met het voor mij al even mistige begrip identiteit.
Bijgevolg zijn mannelijkheid en vrouwelijkheid dan ook lege begrippen en spelen ze dan ook geen enkele rol in mijn beleving, mijn gedrag en mijn keuzes.

Ja, ik draag herenkleding en als ik in het midden oosten zou wonen zou ik dragen wat daar als zodanig door mannen gedragen wordt, ook al omdat ik kleding beschouw als een functionele bescherming tegen klimaat en blikken en niet als uitdrukking van mijn aard of status.

Rolgedrag is lijkt me één van de verschijningsvormen van het verschil tussen naam en inhoud die in onze cultuur leidt tot een vorm van kennis die de beleving van de inhoud ernstig kan belemmeren. Die vorm van kennis beschouwen we als objectief, maar schept de de afstand tot- en de vervreemding van de wereld waarin we bestaan.
In het hiervoor genoemde boek wordt dit benoemd als een manier van denken en voelen die we lang geleden hebben aangenomen waardoor we ons zijn beschouwen als iets wat los stond van de natuur.

Oké, maar wat het heeft dit nu van doen met het mannelijk tekort en dat vraagteken er achter?
Gaat dat omdat ontbrekende pootje aan het Y chromosoom dat  mannen als hekkensluiter hebben?

Inderdaad leidt dat er toe dat mannen nooit een kind zullen dragen baren of zogen.
En daar kan je op verschillende manier op reageren, je zou dit onvermogen als een tekort kunnen ervaren.
Waarop je koel kunt reageren door te zeggen nou mannen en vrouwen kunnen allebei niet vliegen maar dat is toch ook niet een tekort? Maar dat gaat voorbij  aan het feit dat het dragen van een kind een vorm van intimiteit is die mannen op die manier nooit kunnen beleven en waar ze zich alleen maar een voorstelling van kunnen proberen te maken.
En zoiets kan leiden tot jaloezie.
En er schuilt wel iets waars in de Duitse verzuchting: Eifersucht is eine Leidenschaft die mit Eifer sucht was Leiden schaft.

Jaloezie draagt niet bij tot iets van waarde lijkt het.
Wat dan wel?

Intimiteit is de beleving van een bepaalde omstandigheid en je kunt zeggen dat de intensiteit van die beleving bepaald wordt door de aard van de omstandigheid maar ook door het vermogen om te beleven.
Intimiteit is ook een  vorm van betrokkenheid. En die betrokkenheid is een wederzijdse vorm van betrokkenheid.
Het zorg instinct is de basis van de mogelijkheid tot betrokkenheid, en de kunst om ons leven waardevol te maken ligt in het ontwikkelen van die kiem van menselijkheid die we in ons dragen.
Ik zie geen enkele reden te  veronderstellen dat mannen door de natuur daartoe minder begiftigd zijn dan vrouwen, maar  wel dat begrippen als zoiets als het bestaan van mannelijkheid niet hebben bijgedragen tot het aanmoedigen van ons vermogen tot zorg en betrokkenheid. Laatste ook wel bekend onder de naam liefde.
Ons zorginstinct zal dus tot expressie gebracht moeten worden en ontwikkeld moeten worden.
Wat daarbij helpt is dat zorg twee kanten op helpt; zowel de zorgontvanger als de zorgverlener worden er gelukkiger van.

Waarom dat zo werkt? Daar heb ik een theorie over.
Die houdt in dat de evolutie, of zo u wil de schepping een proces is wat nog steeds gaande is, en dat de fase van de menswording daarin vanaf de oerknal gerekend en zeer recente ontwikkeling is, maar dat de menswording zelf zich nog maar in het prille beginstadium bevindt.
Ik heb daar geen bewijs voor, dat wil zeggen dat we er nog maar heel kort zijn blijkt uit de kosmische kalender maar dat de mens nog niet af is iets waar verschillend over gedacht wordt.
Er zijn een paar overwegingen en gevoelens die mij doen denken dat er wel sprake is van een evolutie mogelijk is naar een sociale mensheid.

Ten eerste de ontwikkeling die zich in elk afzonderlijk mensenleven voordoet. Dat is niet alleen maar een biologische ontwikkeling maar ook een proces van groeiende kennis ervaring inzicht en soms ook wijsheid. Er kan ook een ontwikkeling van een ethisch bewustzijn plaatsvinden en als dat gebeurt dan hebben sociale contacten dialoog en studie daar meestal bij geholpen.
We zien ook dat in de loop van de geschiedenis er pogingen zijn tot een internationale rechtsorde. En er sprake is van universele mensenrechten. Dus het begrip is er.

Wat ook een rol speelt is dat het hebben van hoop een virtuele belofte aan jou en ons geeft, die de moed en de wil geeft om door te gaan.
Hierbij worden we geholpen door het onstoffelijke deel van ons bestaan dat in verschillende vormen in ons leven meespeelt en vaak ons handelen richting geeft.
Je kan het bewustzijn, karakter, geweten, geest, ziel of wat dan ook noemen, maar het is een patroon wat per persoon verschilt maar bij veel mensen in de loop van hun leven kan veranderen.

Waar we elkaar iets geven en dat kan van alles zijn aandacht, troost, een compliment, een aai, een ding, een bericht of een gedicht, een glimlach, een raad, een oplossing, of gewoon iemand met rust laten als dat beter is, dragen we bij  aan een netwerk dat uiteindelijk een humane mensheid mogelijk kan maken.