De eerste scheppingsdag, het ontstaan van hemel en aarde, duurt nu al 13.810.000.000 jaar en we weten nog steeds niet of het ochtend of middag is.
Het is met dit soort hybride constateringen dat iemand moet omgaan die astrofysica en christelijke overlevering met elkaar probeert te verzoenen.
En eerlijk gezegd kan ik niet geloven dat er mensen zijn die werkelijk deze twee visies op het bestaan kunnen verenigen.
Dit komt niet omdat ik geen begrip kan opbrengen voor religie.
Ik begrijp de behoefte aan religie heel goed vanuit mijn eigen onderzoekingen naar de essentie van het bestaan en de raadselachtigheid daarvan, die niet te ontlopen schijnt te zijn.
Nee, waar ik niet bij kan, is dat iemand die zich bekend heeft tot de logische discipline die wetenschap in haar beste vorm kenmerkt, zo’n luie oplossing als religie voor alles wat nog niet verklaard is kan accepteren.
Ik wil allerminst beweren, dat iemand die een godsdienst aanvaardt voor een makkelijke manier van leven kiest. Misschien wel in tegendeel. Maar ik vind wel dat hij of zij filosofisch tekortschiet door voor alle nog niet (of misschien wel nooit) logisch te beantwoorden vragen met één containerverklaring te komen.
Maar bovenal verbaas ik me over de manier waarop ‘de mensen van het Boek’ over de schepping denken.
OK op een paar zeer orthodoxe stromingen na, wil de gemiddelde christen wel toegeven dat het scheppingsverhaal zoals opgetekend in Genesis een metafoor is, maar zij gaan wel uit van een door God voltooid werk. En in dat woord voltooid zit bij mij de kern van mijn onbegrip.
Wanneer ik hier en in de titel het woord schepping gebruik voor de ontwikkeling van het heelal en omstreken en alles wat zich daarop -in, -boven of -onder bevindt, dan is dat omdat dit nu eenmaal een ingeburgerd begrip is. Ik zelf zou dit woord echter liever niet gebruiken omdat het het optreden van een schepper veronderstelt en bovendien uit de geschriften bekend is als iets wat voltooid is. In plaats daarvan zou ik liever over de wording spreken.
Dat de joden, christenen en moslims wél uitgaan van een voltooide schepping is begrijpelijk als je bedenkt dat zij die schepping zien als het werk van een almachtige en tevens onfeilbare god.
Het zou niet passen om een dergelijke schepper te zien als een werker die continu bezig is aan een werk waarvan het einde niet in zicht is en het eindresultaat onbekend.
Nee het werk van een onfeilbare kracht kan niet anders zijn dan volmaakt. In één woord: af.
Als je nu terugkijkt naar de tijd waarin de grote monotheïstische godsdiensten zijn ontstaan, en daarbij in ogenschouw neemt dat de mensen het niet zichtbare meestal proberen te beschrijven met metaforen uit de zichtbare wereld, dan is het niet verrassend dat de Almachtige wordt aangeduid met termen als de Koning der koningen of de Heer der heren. (zie Daniël 8 :25, 1Timotheüs 6:15, Openbaring 17:14, 19:16).
Die metafoor werkt trouwens naar twee kanten:
De toenmalige wereldlijke heersers waren niet de onschuldige lintenknippers van nu, die voorzien in de spirituele behoeften van operetteliefhebbers. maar autoritaire figuren die met harde hand de wetten handhaafden waar zij zelfs boven stonden, zoals de almachtige ook boven de natuurwetten stond als dat zo uitkwam.
Het kwam dus goed uit om hun macht te ‘legitimeren’ door zich zelf als uitvoerder van god’s wil te presenteren.
En zo evolueerde het christendom in Rome in de kortste keren van vervolgde sekte tot staatsgodsdienst die geen andere geloven naast zich duldde. En tot op de dag als vandaag kan het dus dat Guantánamo Bay gevestigd is in een voorpost van Gods Own Country, terwijl de Westbank en de Gazastrook tot het toen al Beloofde Land van het Joodse Volk behoren, zijn de Britse monarchen Verdediger des (inmiddels aangepaste) Geloofs, en zal de Gratie Gods er t.z.t. voor zorgen dat het nageslacht van de huizen Von Lippe Bisterfeld en Zorreguieta de Nederlandse Troon zal bestijgen.
Het is eigenlijk ook niet zo heel opmerkelijk, dat de opkomst van het monotheïsme (lees de alleenheersende goden) gepaard ging met grote geopolitieke ambities uitmondend in een profeet die tevens veldheer was, een Heilig Rooms Rijk, kruistochten kortom tot conflicten die tot op de dag van vandaag levens verwoesten en ons denken vergiftigen.
Je kunt dus zeggen dat de omhelzing van kerk en staat, of op z’n minst de vermenging van religie en politieke ideologieën niet bepaald in het voordeel van de rechten van de mens hebben gewerkt.
Je zou je dus kunnen afvragen als het monotheïsme niet beter had kunnen ontstaan in een tijdperk waarin de politieke en bestuurlijke ontwikkeling verder gevorderd was. Laten we zeggen in een goed functionerende democratie, waarin ook wat meer inzicht bestond in de oorzaken en wetmatigheden van wat wij om ons heen waarnemen.
Maar vraag je je dan meteen af, zou er in zo’n tijdperk dan nog wel behoefte zijn aan een autocratische religie?
Als de behoefte aan religie alleen zou voortkomen uit een zoektocht naar de onzichtbare hand die de sterren beweegt, dan is die kans natuurlijk klein. Maar de behoefte aan religie is niet alleen terug te voeren tot het zoeken naar dat antwoord. Religie ontstaat misschien nog wel meer uit een behoefte aan transcendentie.
Het is echter te eenvoudig om die behoefte aan transcendentie te reduceren tot het hebben van moeite met de eigen eindigheid.
Maar het gegeven dat wij slechts een korte tijd getuigen zijn van ‘alles wat er is’ en verstoken zullen blijven van ‘alles wat er mogelijk zal zijn’ zal bij de denkende en voelende mens al gauw de vraag oproepen wat daarvan de consequenties zijn.
Het antwoord hierop kan zijn zich een deur te denken die toch toegang biedt tot het ‘namijmaals’. Of te kiezen voor de spanning tussen het gezichtspunt van een groter geheel en het besef van eigen eindigheid.
De stap om naar het eigen leven te kijken in het licht van het voortdurende (wellicht eeuwige) wat door Spinoza ‘sub specie aeternitatis’ is genoemd is voor veel filosofen, maar ook voor veel mensen zoals jij en ik aanleiding geweest om over de zin en invulling van het eigen leven na te denken.
Wat de uitkomst van die gedachtegang is verschilt per filosoof. Er zijn er die tot de conclusie komen dat vanuit dat perspectief bezien elke persoonlijke overweging, elke persoonlijke handeling onbetekenend is, terwijl anderen dat juist ontkennen.
Een prettig leesbare samenvatting hiervan is te vinden op
http://www.tandfonline.com/doi/pdf/10.1080/00048402.2010.527354
Iddo Landau (2011): The Meaning of Life Sub Specie Aeternitatis, Australasian Journal of Philosophy, 89:4, 727-734.
In dit artikel wordt onder meer verwezen naar Thomas Nagel die tegenover sub specie aeternitatis het perspectief sub specie humanitatis stelt. Dus vanuit het zicht van de mens (of de mensheid, dat is niet helemaal duidelijk).
Het eerste perspectief zijnde: van buiten af, objectief, afstandelijk en onpersoonlijk – het tweede van binnen uit, subjectief, betrokken en persoonlijk. En hij zegt dat die twee benaderingen met elkaar conflicteren.
Daar valt wel een en ander tegen in te brengen:
In de eerste plaats is de constructie van die externe, objectieve, afstandelijke onpersoonlijke blik een product van de interne, subjectieve, betrokken, persoonlijke geest van de tot de mensheid behorende heer Nagel.
Maar er wringt bij mij nog iets meer:
In de filosofie colleges die ik de afgelopen semesters op hoge leeftijd (75+) als toehoorder gevolgd heb, ben ik zonder voorafgaande scholing midden in zo’n leergang gevallen en heb ik natuurlijk heel wat moeten naslaan om me de strekking van vele gebezigde termen eigen te maken.
Maar ik heb daarbij ontdekt, dat ook dit nadeel (zoals een bekende Amsterdamse filosoof al stelde) zijn voordeel heeft.
Zonder beïnvloed c.q. geïmponeerd te zijn door erkende filosofen, heb ik in mijn bestaan een eigen visie op het ‘er zijn’ kunnen ontwikkelen.
De confrontatie van deze amateur bevindingen met het grote werk leverde heel af en toe “zèg ik” ervaringen, maar veel vaker “Oh, zit dat zo” of “Nou snap ik het” ervaringen op.
Maar er bleven twee dingen schuren.
Ten eerste, de neiging om antwoorden te zoeken van binaire aard:
Iets is wel waar of niet waar. Iets bestaat wel of niets.
Terwijl antwoorden met woorden als ‘ten dele’ of ‘soms’ of ‘dat ‘hangt er van af” als zijnde niet filosofisch worden afgewezen.
Ook de categorie ‘niet (door mensen) beantwoordbare vragen’ wordt ontkend of naar de afdeling kennistheorie (een soort asielzoekers opvangcentrum van de filosofie) verwezen.
Het tweede wat mij opgevallen is dat er toch wel heel sterk vanuit en over de individuele mens gedacht wordt, en de mens niet gezien wordt als een momentopname van een biologisch, cultureel en historisch proces. Als een neuron van en zich ontwikkelend collectief brein.
Een verschijnsel dat voortgekomen is uit de oerknal en opgevat kan worden als materie die (zich) een bewustzijn ontwikkelt.
Iets wat me zelfs sub specie aeternitatis een behoorlijk spectaculaire ontwikkeling lijkt!
Het mag dan zo zijn dat het wel of niet bestaan van één individu een minimale of helemaal geen invloed zal hebben, het bestaan van de mensheid in zijn geheel heeft dit wel. Ook al zal dat in strikt materiële zin een kleine invloed zijn.
We zullen wellicht de baan van een meteoriet kunnen veranderen, maar niet van een planeet, ster of zonnestelsel.
Maar het toevoegen van bewustzijn aan de materie is wel iets waaraan wij gezamenlijk deelnemen of bijdragen.
De tweedeling van Nagel, is dus niet meer dan een tegenstelling van twee vooringenomenheden.
Betekent dit nu ook iets voor het individu?
Ik denk van wel. Immers, de mensheid bestaat bij de gratie van a) alle mensen en b) hun interactie.
Het scanderen van “Wir sind das Volk” heeft de muur doen instorten. En elk van die dappere mensen die besloot om hier aan mee te doen heeft door dit besluit het bestaan van de vrije wil aangetoond, heeft het rechtsgevoel laten zegevieren over de angst voor mogelijke gevolgen, heeft zijn eigen belang ondergeschikt gemaakt aan een groter doel en heeft zo meegeschreven aan een positieve episode van de geschiedenis der mensheid.
Het aantal mensen dat meedeed was doorslaggevend voor het resultaat, maar dat aantal bestond uit al die individuen die die eenzame beslissing namen.
De mensheid bestaat uit alle mensen te samen en hun interactie. Dat betekent dat ieder individu een even belangrijke rol speelt. Ook niets doen is bepalend voor het eindresultaat.
Wie nadenkt over de zin van zijn bestaan, denkt dus ook na over de bestemming van de mensheid.
Alles wat wij doen en laten bepaalt mede het eindresultaat. Weliswaar niet in die mate dat dat wij het kunnen meten. Maar hoewel ons leven te kort is om het eindresultaat te kennen is het lang genoeg om ontwikkelingsrichtingen te kunnen onderscheiden en de richting van ons eigen streven te kunnen bepalen.
Dit besef is een realistisch transcendentie besef. Het geeft ook een nuchter antwoord op de vraag of er leven is na de dood.
Natuurlijk is dat er. (Tenzij jij toevallig de allerlaatste mens bent). Juist dat ‘najoumaals‘ is de zin van jouw hier en nu.
De troost voor de eindigheid van jouw leven is dat je het geluk hebt gehad dat de atomen en moleculen waar jij uit bestaat, in die tijd niet in een plant, een waterval of een stationsgebouw terecht zijn gekomen. Maar terecht zijn gekomen in een constellatie die bewust is en kan waarnemen, denken en genieten. Misschien wel van stationsgebouwen.
Maar door dat bewust zijn mee kan doen aan de voortzetting van wat mensen vroeger en sommigen nog steeds de schepping noemden.
En hier mee hoop ik de tegenstelling tussen aeternitas en humanitas te hebben opgeheven.
Religare noemen ze dat geloof ik.