Eind jaren zestig vormde zich in Amsterdam een Comité ter Bevordering van de erkenning van de DDR. En daar was ik ‘lid’ van.
Zulke activiteiten waren destijds niet populair. De koude oorlog woedde nog hevig en ook in koude oorlogen is de waarheid altijd het eerste slachtoffer.
Een waarheid die toen niet mocht bestaan, was dat geen van de mensen die ik in dat comité leerde kennen ook maar enige sympathie had voor het regime van de DDR.
Wij hadden echter het idee dat er ontspanning nodig was en dat je die nooit zo kunnen bereiken als je niet begon met te erkennen dat je tegenstander bestond. Maar alleen al deze gedachtegang leverde je het predikaat meeloper op.
We leefden in een klimaat waarin het woord ‘genuanceerd’ met hoorbare aanhalingsteken en op smalende toon werd uitgesproken.
Ongeveer op de toon waarop rechtse scherpslijpers nu ‘politiek correct’ of ‘multicultureel’ uitspreken.
Goed, we bereikten dus niets ten aanzien van de ‘Genossen’, en het werd zelfs onaangenaam als je merkte dat zij je voor hun politieke karretje probeerden te spannen en dan van de weeromstuit de Nederlandse pendant van de Stasi hier in je spullen zat te snuffelen.
Nee, wat dat betreft waren de Nederlandse zakenlieden die de Leipziger Messe in dat niet bestaande land frequenteerden succesvoller.
Hoe dan ook, ik bevond me op een dag in Oost-Berlijn in een eethuis achter een groot bord zuurkool, toen een Vopo (Volkspolizist ) mijn tafeltje naderde en vroeg of hij aan mocht schuiven.
Dat mocht.
Waar ik vandaan kwam, vroeg hij.
Nou, dat ik uit het Westen kwam, was wel duidelijk. Als non-conformist droeg ik natuurlijk het non-conformisten uniform bestaande uit baard, lang haar en spijkerpak.
Wat ik al eerder had gemerkt, was dat de kaders daar bijzonder geïntrigeerd leken door een fenomeen als Provo.
Dat leek namelijk op een revolte, maar dan wel een volgens een recept dat niet in het kookboek van Karl Marx voor kwam.
Hoe zat dat nou ideologisch? Nee, een beweging zonder ideologie, dat ging er niet in.
De nieuwsgierigheid van de Vopo was van de zelfde aard.
Toen ik in mijn pogingen duidelijk te maken wat de Provo’s bezielde een paar keer het woord vrijheid had gebruikt, onderbrak hij me beleefd en vroeg wat volgens mij dan vrijheid was.
Ik moet zeggen dat ik de situatie erg pikant vond.
Daar zat ik oog in oog met een geüniformeerde vertegenwoordiger van een dictatuur , die belangstellend vroeg wat ik onder vrijheid verstond.
En hoe achterlijk dat nu ook klinkt, ik wist daar niet zo gauw antwoord op.
Blijkbaar was vrijheid voor mij zoiets gewoons dat je er niet diep over nadacht, als je in vrijheid leefde. Zoiets als schone lucht en schoon water vroeger ook gewoon waren. Vrijheid was meer een gevoel dan een filosofisch begrip voor me in die tijd. Vrijheid was er gewoon, en hield pas op waar het de vrijheid van anderen dreigde te beperken.
Maar als vertegenwoordiger van het Vrije Westen moest ik natuurlijk wel met iets voor de dag komen, dus begon ik te improviseren over de mogelijkheid je te ontplooien zover je kon en wilde zolang je de vrijheid van anderen maar niet belemmerde.
Entschuldige, viel de Vopo me in de rede, maar je kunt in een definitie niet het te definiëren begrip als limiet gebruiken.
Ja, daar had hij gelijk in. Meneer was blijkbaar beter geschoold dan ik.
Ik kwam er ter plekke niet uit. Dus vroeg ik maar eens wat híj dan wel onder vrijheid verstond.
Daar hoefde hij geen seconde over na te denken: “Die Erkenntniss der Notwendigkeit”.
Notwendigkeit?
Ja, zei hij en er volgden acht minuten Marx.
Ik kon het allemaal niet volgen.
Een dag later liep ik langs een grote boekhandel en zag daar een boekje in de etalage dat Klein politisches Wörterbuch heette. Het kostte – zoals alle boeken daar – een habbekrats.
Ik schafte het aan en zoals u al vermoedt was het eerste wat ik opzocht Freiheit.
En inderdaad Freiheit was Die Erkenntniss der Notwendigkeit*. En dat sterretje betekende dat Notwendigkeit ook in het woordenboekje opgezocht kon worden.
Dat leverde echter niet veel meer inzicht op dan het betoog van mijn tafelgenoot mij verschaft had.
Als ik het me goed herinner verwees Notwendigkeit naar de wetmatige onontkoombaarheid van het Marxistische maatschappijmodel, waar gezien de historische ontwikkeling toch een foutje in gezeten schijnt hebben gezeten. Ik zie tenminste wel een hoop ineenstorten om me heen, maar niet het kapitalisme.
Toch is het een onverdraaglijke gedachte om vrijheid enerzijds zo essentieel als ademhaling te ervaren en tegelijkertijd het wezen er van niet te doorgronden.
Zeker in een periode dat het vrijheidsbegrip ter sprake komt wanneer het recht verdedigd wordt om vanuit een behaaglijke maatschappelijke positie toch al gefrustreerde bevolkingsgroepen te beledigen of te provoceren.
Zonder het te beseffen liep ik echter al jaren rond met de sleutel tot mijn huidige vrijheidsopvatting.
Er zullen niet veel mensen zijn die de tekst van Roland Holst op het Nationaal Monument op de Dam uit hun hoofd kennen.
Ik ook niet op de eerste regels na:
Nimmer van erts tot arend was enig schepsel vrij onder de zon, noch de zon zelve, noch de gesternten. Maar geest brak wet en stelde op de geslagen bres de mens.
Wat wordt hier veel gezegd in twee regels.
Volgens mijn interpretatie van de dichter ontstaat vrijheid op het moment dat de mens ontstaat, omdat geest wet breekt.
Wet betekent dan de natuurwetten waaraan de materie onderworpen is, en waarin geen keuzemomenten aanwezig zijn. Maar wanneer geest wet breekt, dat wil zeggen bewustzijn en kennis en zelfreflectie ontstaan, ontstaat de mogelijkheid te kiezen en de mogelijkheid om te kiezen zou je vrijheid kunnen noemen.
Dat is een heel prikkelende gedachte want onmiddellijk doemen er allerlei vragen en associaties op.
De trits erts arend mens beschrijft de schepping of zo u wil de evolutie hier op aarde tegen de achtergrond van zon en gesternten, het eerder ontstane heelal.
En natuurlijk denk je dan in dit werelddeel onmiddellijk aan de scheppingsweergave in Genesis, waarin de bewustwording wordt bestraft met verdrijving uit het paradijs.
Daarnaast zijn er echter ook andere interpretaties van de schepping. Zoals bij voorbeeld in het Alevitisme, voortgekomen uit de Sufi beweging die weer ontsproten is aan de shi’itische stroming van de Islam. “Volgens de Alevitische filosofie zijn de schepper en het geschapene identiek, met andere woorden exact hetzelfde.” en wordt de schepping geassocieerd met het bewustwordingsproces “Door de mens te scheppen werd God zich bewust van zijn eigen existentie. Want God kon vanuit een onbekendheid alleen door middel van de denkende en deze gedachten uitdrukkende mens zich bewust worden van zijn eigen bestaan. Als god de mens niet had geschapen, was hij zich ook niet bewust worden van zijn eigen existentie.”
Beide citaten zijn ontleend aan de internet site alevieten.nl die echter niet meer bestaat.
Wel vond ik de tekst terug op http://turksnl.net/forum/viewtopic.php?f=7&t=12319&st=0&sk=t&sd=a&start=30 in de bijdrage van Ebru op 1 november 2005.
Ook als je niet een bepaalde religie belijdt zijn er uit religieuze opvattingen wel ideeën te halen die als katalysator voor je eigen denkproces kunnen dienen.
Iedereen die wel eens twijfelt, ervaart dat de mogelijkheid om keuzes te maken vergezeld kan gaan van de noodzaak een keuze te maken.
En naarmate je kennis toeneemt begin je ook te ervaren dat sommige keuzes te prefereren zijn boven andere.
Er zijn betere en slechtere keuzes mogelijk.
Dus zodra je kunt kiezen hebben goed en kwaad intrede in je denken gedaan.
Je kunt het christelijke scheppingsverhaal dan ook geen ongelijk geven: Kennis (van goed en kwaad) maakt een eind aan het zorgeloos bestaan.
En bij elk nieuwgeboren kind zien we dat proces zich herhalen.
Elke goed verzorgde baby leeft aanvankelijk in paradijselijke omstandigheden, maar naarmate het kind ouder wordt en meer kan, hebben we de plicht het op te voeden en het te leren die mogelijkheden goed te gebruiken.
Vrijheid blijkt dus een geschenk met een gebruiksaanwijzing.
Een gebruiksaanwijzing die echter niet in de verpakking aanwezig was.
We zullen hem zelf moeten schrijven1)
Vrijheid is niet alleen kunnen kiezen maar vaak ook moeten kiezen.
Kiezen betekent je zelf de vraag stellen wat goed is.
Je kunt dus spreken van een gelijktijdige geboorte van vrijheid en verantwoordelijkheid.
Dus toch zoiets als Erkenntniss der Notwendigkeit?
Om praktisch nut te hebben van zo’n conclusie, zal je toch antwoord moeten geven op de vraag wat die noodzaak of verantwoordelijkheid dan in concreto inhoudt.
Wat is goed. En voor wie?
[1] Overigens vraag ik me af hoe aanhangers van het Intelligent Design dit zien. Wanneer ik een menselijk product beoordeel dan is een belangrijk criterium of de bediening er van zonder meer duidelijk is en zo niet of er dan een gebruikershandleiding bij zit die glashelder is en elk misverstand uitsluit.
Misschien zullen die aanhangers van de Intelligent Design idee dan zeggen dat de Bijbel die Intelligent User Manual is, maar je kunt niet volhouden dat dat boek niet tot misverstanden geleid heeft. Alleen op het punt van het bestaan van de vrije wil zelf al, geeft de Schrift blijkbaar niet iedere gelovige het zelfde uitsluitsel.

Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...