Posts Tagged ‘schepping’

Ritueel en Ratio

dinsdag 27 februari, 2007

Toen ik een jaar geleden klaar was met wat een boek zou moeten worden, had ik het gevoel dat ik nu ook wel zo’n beetje klaar was met de vragen over het bestaan.
Dat was een comfortabel gevoel. Zoiets van ‘mij kan niets meer gebeuren’.
Ik had het gevoel dat ik nu – als het per se moest – zou kunnen sterven, zonder het gevoel te hebben niet klaar te zijn met het leven. En daarnaast had ik het gevoel dat ik volledig wist wat ik aan mezelf had.

Niet dat dat nu allemaal over is, maar de afgelopen maanden stuitte ik toch op iets wat ik niet begreep van mezelf.
Het ging over de rol die rituelen spelen in mijn leven.

Een paar maanden geleden stierf een dierbare vriendin van ons. Het was een niet geheel onaangekondigde dood.
Er ging een lange ziektegeschiedenis aan vooraf waarin vaak het perspectief van genezing aanwezig leek.

Ik kende haar lang. In eerste instantie van mijn werk, en in de loop der jaren evolueerde onze relatie zich van een goede werkrelatie, via een vriendelijke- tot een vriendschappelijke relatie, en uiteindelijk tot een zeer warme relatie tussen ons en haar.
In de openheid die in haar laatste levensjaar tussen ons groeide, vertelde ze hoe ze haar laatste tijd op aarde dacht door te willen brengen.
Ik zei dat ik haar rolstoel graag zou duwen wanneer ze het Arboretum Trompenburg of het Kralingse Bos wilde zien, en dat ik ook heel mooi kon voorlezen.

Die rolstoel is wel in huis gekomen, maar uiteindelijk zag ze dat niet zitten, maar aan dat voorlezen werd ik herinnerd.
Dus las ik elke zaterdag rond het middaguur een tijd voor uit een boek dat zij net gekregen had.
Maar de ziekte was sneller en het eind van het boek haalden we niet.
Toen dat duidelijk werd, stond voor mij vast dat ik het boek voor haar zou uit lezen. En dat deed ik ook, op zaterdag omstreeks dezelfde tijd als het kon. Op de begraafplaats.

Ik heb geen moment getwijfeld dat ik dit moest doen. En ik voel dat nu het boek uit is nog steeds zo. Maar op de een of andere manier begreep ik het niet, waarom een redelijk rationeel persoon (om ook eens een pleonasme te gebruiken) zoals ik denk te zijn, wil voorlezen aan iemand die er niet meer is.

Mijn eerste verweer was, dat zij in mijn herinnering nog wel degelijk leefde. Maar in de regel lees je niet voor aan je herinnering. Dan was er natuurlijk ook de voor de hand liggende symboliek, van het boek dat nog niet gesloten was, die zich opdrong.
Kon me ook niet overtuigen.
Wat ik wel begreep, was dat ik aan het rekken was. Ik ben geen held in het afscheid nemen.
Maar waar ik over struikelde, was over het irrationele van het ritueel dat ik gekozen had.

Met rituelen heb ik nooit moeite gehad. In tegendeel, ik vond en vind ze heel waardevol. Maar ik riep wel altijd; “Ik heb niets tegen rituelen, als het maar je eigen rituelen zijn”. Ik beschouwde ze als sierlijke toevoegingen aan het bestaan. Een soort cadeau verpakking die van alledaagse gebeurtenissen iets bijzonders konden maken.
Ik had nooit het idee om met een ritueel iets anders te veranderen dan de aandacht of de stemming.

Maar nu begreep ik dat ik ook een helende werking zocht in het ritueel.
Niet dat ik de oorzaak van mijn verdriet er mee te niet kon doen, maar ik kon het verdriet zelf wat polijsten, waardoor het minder pijn deed.

Toen ik daar langer over nadacht kreeg ik een ander beeld van de wijze waarop ik met de werkelijkheid om ga.

Ik besef dat de werkelijkheid in zijn totaliteit en doorlopende verandering onmogelijk te bevatten is, en dat wij stervelingen het dus moeten doen met een model.
Veel van de elementen van dat model worden ons bijgebracht door onze ouders en het onderwijs wat we krijgen en wat verder horen zien en lezen.
Ons model wordt dus steeds beter. Moesten mijn grootouders nog naar de lucht kijken om te beslissen of ze wel of geen paraplu mee zouden nemen, wij kijken naar pagina 702 van de teletekst.
Maar daarnaast, besef ik, wordt een groot gedeelte van mijn beeld van alles-wat-er-is door mij zelf bepaald.
Het beeldscherm waar ik tegen aan kijk is niet zoals in de grot van Plato alleen het gevolg van een extern projectie-mechanisme, maar het beeld wordt ook sterk beïnvloed door mijn eigen ‘optiek’.
Mijn eigen ervaringen en opvattingen over het bestaan kleuren, filteren het beeld, of maken het naar behoefte scherper of waziger.

En dat bevalt best. Van de nood – dat wij zoals Paulus dat noemt, zien als in een spiegel, in raadselen – maak ik een deugd. Ik maak een eigen beeld waar geen plasma TV en geen Dolby Surround tegen op kan.

OK, als het er om gaat een electrisch apparaat te repareren, of belastingaangifte te doen dan gelden de fysieke en de maatschappelijke wetten ten volle en uitsluitend. Maar wanneer mijn beleving in het geding is dan ik acht ik me daar niet uitsluitend door gebonden.

Wanneer er een bepaalde bezigheid of omstandigheid met grote regelmaat in je leven terugkeert kan je dit als eentonig, vervelend of saai ervaren, als je je beperkt tot de alledaagse logische inhoud. Dan fiets je jaar in jaar uit dezelfde weg naar je werk. En een camera die mij gevolgd zou hebben zou inderdaad dat beeld kunnen suggereren. Maar vanuit mijn ‘projectiecabine’ bekeken ziet het er nooit hetzelfde uit.
Ten eerste omdat die weg er nooit hetzelfde uitziet en er altijd dingen zijn die aanleiding tot interessante vragen geven. (Zou die man die daar fietst een hond hebben. En zou hij wel een bosje bloemen voor dat beest gekocht hebben?) En mocht er niet zo’n aanleiding zijn dan kan ik altijd nog de automatische wielrijder aanzetten en me bezig kan houden met het mogelijke gedachtenleven van de vogel die ik net voorbij zag scheren.

Advertentie

Gelukkig in Holset I

maandag 24 juli, 2006

Het gebeurt maar zelden dat iets waar je verlangend naar uitgekeken hebt helemaal voldoet aan je hoog gespannen verwachtingen als het lang verbeide moment dan eindelijk aanbreekt.
Ook nu was dat niet het geval.
Onze verwachtingen werden ruimschoots overtroffen.

Een paar jaar geleden hadden we op onze fietstochten door Zuid Limburg het kerkje van Holset al ontdekt en waren daar onmiddellijk voor gevallen, ook al was het binnen niet zoals je buiten zou vermoeden.
Vorig jaar viel ons op dat er een aantrekkelijk ogende herberg tegenover het kerkje lag en toen we daar een drankje gebruikten zagen we aan de diverse opschriften dat we met een herberg in de ware zin des woords te maken hadden en dat er ook bed en ontbijt genoten kon worden.
We kregen een kaart mee met een verwijzing naar http://www.oud-holset.nl en die bewaarden we goed omdat we er al jaren over droomden om eens een keer samen – zonder kinderen – op vakantie te gaan en dit leek ons dan een ideale plek om te beginnen.
Dit jaar deed die gelegenheid zich voor. Onze enige nog thuis wonende zoon kon met een vriend mee op vakantie en dus reden wij op de avond van de finale van het WK voetbal over aangenaam stille wegen van Rotterdam naar Limburg.

img_0100.jpg

De dagen daarop verkenden we veel plekjes die we al van eerdere bezoeken kenden, maar vonden ook weer nieuwe weggetjes. En hoewel we beiden heidenen zijn is ons bestand van favoriete kerkjes van twee naar drie gegaan in deze vakantie.
Het kerkje van Holset zelf werd al genoemd, maar het mooiste kerkje van Nederland is misschien wel dat van Lemiers, dat trouwens ook aan een van de lelijkste kerken plaats biedt.

Het oude kerkje van Lemiers is op afspraak te bezichtigen en herbergt een verrrasing, die hier dan ook niet onthuld wordt.

Op aanraden van de aimabele waard van Oud Holset gingen we naar Wahlwiller om de kruiswegstatie en verdere beschildering van de St. Cunibertus kerk door Aad de Haas te bekijken.
Dat is wat moeilijk omdat een hoog hek je verhindert de kerk te betreden en de kerk vrij donker is. Het inwerpen van een munt zorgt er voor dat er vijf minuten wat zuinig licht wordt ontstoken, dus dat zal bij een volgend verblijf een rondleiding moeten worden.

Het beste moment van de vakantie kwam voor mij op een weggetje nabij Melleschet, waar kort na elkaar twee vogels een sierlijk gekalligrafeerde bocht over de weg vlogen.
Niemand had ze daarom gevraagd.
Nooit was te voorzien geweest dat uit de oerknal net al die materie zo bij elkaar zou komen dat op 11 juli 2006 Limburg er zo uit zou zien, dat ik er die dag zou lopen op het moment dat zij hun vlucht uitvoerden en ik ook nog eens de goeie kant uitkeek.

Je hoeft geen gelovig mens te zijn om totaal ondersteboven van de schepping te zijn.
Een schepping waarvan het meest opwindende is, dat hij niet voltooid is maar nog op volle sterkte explodeert.
Overal.
Altijd.

Bijvoorbeeld in Holset.

Close encounters

zaterdag 3 juni, 2006

1.

Het eiland waar ik een paar jaar verblijf wordt gedomineerd door een vraagtekenvormige bergrug. De kromming van het vraagteken omsluit een ketelvormige krater die ter plekke dan ook de Caldera wordt genoemd, maar volgens hedendaagse geologen is het geen krater.
Ik besluit een paar dagen in de Caldera door te brengen waarvan ik tot dan toe slechts enkele stukjes van de bovenrand kende en de eerste nacht breng ik door op de bodem.
Liggend op mijn rug kijk ik recht het heelal in.
De bergrand tekent zich als een volmaakt zwarte ring af tegen de met sterren bezaaide hemel. Omdat ik van mijn tochten langs de rand de diepte van de Caldera ken, versterkt dit het gevoel van verpletterende afstand tot de sterren.
De bergrand werkt als een lens voor de bijna fysiek voelbare ruimte.
Eerst probeer ik het gevoel van nietigheid dat mij overvalt als deze kegel van oneindigheid op mijn navel rust van me af te vechten, maar krijg dan zonder te weten waar vandaan de moed dit te ervaren. Ik voel tot mijn geruststelling dat de Aarde mijn rug tegenhoudt.

2.

Als ik de volgende dag omhoog loop vind ik een waterstroompje. Ik heb praktisch niets meegenomen en heb dus niets om water mee op te scheppen en zoek een steen uit die groot genoeg is om op te liggen en laag genoeg om rechtstreeks uit het stroompje te kunnen drinken.
Daar lig ik, mijn armen wijd uitgespreid als een priester die gewijd wordt en drink.
Ik besef ten volle waarom het Moeder Aarde is.

3.

Op een ander punt van de tijd kom ik vanaf de andere kant van het eiland uit de tunnel te voorschijn op mijn lichte motorfietsje. Ik rij de ondergaande zon tegemoet door een paar heerlijk moeilijke bochten en zie als ik de achteruitkijkspiegel scan de weg achter mij verdwijnen. Mijn hoofd is licht en vrolijk en ik leun in de bochten behaaglijk tegen de de middelpuntvliedende kracht aan. En ineens realiseer ik me dat de ondergaande zon net zo relatief is als de weg die in mijn achteruitkijkspiegel verdwijnt.
Ik voel wat er werkelijk aan de hand is:
Als een rugzwemmer die in slow motion een keerpunt maakt, maakt de aarde een langzame achterwaartse koprol naar de nachtelijke duisternis.

Epiloog

(dat doet Epi wel vaker, maar dat vergeven we hem)

Het mooie van van het oneindige is dat het geen grenzen heeft, en dat het daarom ook niet één middelpunt heeft.
Van uit elk punt in het universum kan je oneindig ver reizen in elke gekozen richting en dus ben je in zekere zin op elk punt van het universum het middelpunt van een universum.

Het is geen kleinigheid om deel uit te maken van het universum.
Of is het juist de ultieme kleinigheid?
Dan is het wel een grootse kleinigheid.

Ik raak er nooit over uitgedacht.
Maar zonder verwonderde geen wonderen.

Vrijheid II: Een wevend tapijt

zaterdag 13 mei, 2006

Geïnspireerd door het paradijsverhaal, de Alevieten en tot op zekere hoogte door de gedachten van Teilhard de Chardin zou je ook het beeld kunnen oproepen van een doorlopende schepping.
Dat idee is ook denkbaar zonder een afzonderlijke persoonlijke of bovenpersoonlijke scheppende kracht te veronderstellen.
De enige onbewijsbare veronderstellingen waarmee je dan genoegen moet nemen is dat er tijd bestaat, en dat er mogelijk een begin en een eind der tijden was of zal zijn, maar dat beide een raadsel zullen blijven.
Waar wel al tamelijk stevige aanwijzingen voor bestaan is dat er in de tijd achtereenvolgens materie en leven zijn ontstaan en dat het leven zich ontwikkeld heeft tot een bewuste vorm van leven: de mens.

Op zich is dat al een indrukwekkende stamboom voor een individu, maar ik vind het idee ronduit opwindend worden als je je voorstelt dat het scheppingsproces zich voortzet in de ontwikkeling van een samenleving.

Waar de ontwikkelingsrichting van de tijd vast ligt, ligt de richting waarin de schepping zich voortzet echter open, omdat wij gezamenlijk meebouwen aan de jongste ontwikkelingsvorm: de samenleving

Van die trits materie, leven, bewustzijn samenleving zijn we dus allemaal onderdeel!
Je zou dus ’s ochtends op kunnen staan en zeggen:

Ik neem deel aan de schepping:

Ik ben opgenomen in de kringloop van de materie.

Ik ben een schakel in de keten van het eeuwige leven.

Ik ben een knooppunt in het web van kennis.

Ik weef een draad in het tapijt van de samenleving.

Als je dit met volle overtuiging kunt zeggen, ben je stevig in het leven geworteld…
Maar kan iedereen dat zeggen?

Iedereen is deel van de materie.
Iedereen leeft. Maar niet iedereen leeft even lang en even plezierig.
Lichamelijk en geestelijk lijden kunnen maken dat iemand zelfs naar het einde van zijn leven verlangt.
Ook de hoeveelheid kennis waarover mensen kunnen beschikken verschilt per persoon. Door verschillen in aanleg en verschillen in ontplooiingsmogelijkheden.
En waarschijnlijk zijn er tallozen die niet ervaren dat ze deel uitmaken van een samenleving.

Het is duidelijk dat de samenleving – de jongste ontwikkeling van het scheppingsproces – nog een onvolkomen product is. Maar het is ook tegelijk het deel waar we iets aan kunnen veranderen. En daarmee kunnen we ook iets doen aan de kwaliteit van het leven en het niveau van de kennis waartoe de mensen toegang hebben.

Wanneer we het over het begrip samenleving hebben, dan doen we dat meestal met het bepaalde lidwoord de ervoor: de samenleving.
Maar de samenleving is een theoretisch begrip. Als je verschillende mensen vraagt om de huidige samenleving te karakteriseren, zullen ze daar onderling zeer verschillend op reageren. En hun antwoord zal zeker beïnvloed worden door hun maatschappelijke positie, hun politieke en levensbeschouwelijke opvattingen, hun levenservaring, hun karakter of misschien zelfs door hun gemoedsgesteldheid van het moment.
Afgezien van al die verschillen in perspectief is er ook nog iets anders dat de samenleving van nature pluriform maakt: Je beleeft het samenleven op meerdere plaatsen:
Een relatie, een gezin, een vriendenkring, een werkkring, een geloofsgemeenschap, een taalgebied, zij hebben alle kenmerken van een samenleving en kunnen de voedingsbodem zijn van even zoveel deelculturen.
Eén persoon kan op die manier deelnemen aan meerdere samenlevingsvormen en zal derhalve (meer of minder strikt) de normen van de bijbehorende (sub)culturen naleven, of op z’n minst respecteren.
Dat dit werkt komt omdat het individu zo’n cultuur niet alleen ondergaat, maar ook deel uitmaakt van al die kringen, er in participeert.
Dit moet een schokkende constatering zijn voor mensen die een multiculturele samenleving niet levensvatbaar achten: Eén enkel persoon is al multicultureel, tenzij hij of zij volstrekt monomaan, autistisch en bovendien nog kluizenaar is. Waarmee ik niet wil zeggen dat zij die de multiculturele samenleving verwerpen monomaan, of autistisch zijn. Maar in cultureel opzicht zijn ze toch wel enigszins gekluisterd.

Natuurlijk zullen er verschillen in betrokkenheid bij al die deelculturen zijn: “Het hemd is nu eenmaal nader dan de rok”, roepen we al eeuwen in dit land. Maar dat wil helemaal niet zeggen dat we niets om de rok geven.
Het hoeft ook helemaal niet zo te zijn dat nader ook liever betekent. Sociale afstand is misschien een begrip dat een in een theoretisch model gemeten of vergeleken kan worden, in individuele gevallen wordt het per persoon op eigen wijze ervaren..
Iemand kan zich eerder een Europeaan voelen dan een Zuid-Hollander. Kan zijn werk belangrijker vinden dan zijn gezin. Zijn politieke engagement belangrijker dan zijn carrièremogelijkheden, zijn overtuiging zelfs belangrijker dan zijn leven.

Het geheel van al die grotere en kleinere betrokkenheden, bindingen en patronen die gezamenlijk de samenleving vormen, zou je je kunnen voorstellen als een weefsel. En elk weefsel bevat minimaal twee garensystemen, de schering en de inslag.
De schering is de dragende structuur. De inslag zorgt voor de kleuren en patronen in het weefsel.
Je zou die inslagdraden kunnen zien als de sporen die de individuele mensenlevens aanbrengen en achterlaten. Sommige daarvan zijn langer dan andere. Sommige vallen meer op dan andere, al hangt dat ook af van wat het oog dat kijkt wil zien. Soms wordt de kleur van één bepaalde draad overgenomen door de opvolgers van die draad, soms hebben nabijgelegen draden ook die kleur overgenomen. Maar interessante patronen ontstaan vooral daar waar verschillende kleuren, materialen, diktes en bindingen elkaar spelend afwisselen.

De sterkte van het weefsel wordt bepaald door de dichtheid en sterkte van de schering (die moet de inslag tenslotte dragen) en de mate waarin schering en inslag met elkaar verweven zijn. In de textiel wordt die interactie ‘de binding’ genoemd en dat is ook voor ons onderwerp geen slecht woord.
Individuele burgers moeten zich met de maatschappelijke structuren verbonden voelen, wil het weefsel stand houden.
Bijdragen gaat gemakkelijker als je het idee hebt dat je zelf ook gedragen wordt.

Dat gevoel van binding lijkt de laatste vijftig jaar voor velen minder vanzelfsprekend te zijn geworden.
Voor we daar verder op ingaan is het misschien goed nog eens na te gaan wat we ons moeten voorstellen bij die structuren die de schering van onze samenleving vormen.
We hebben het dan niet alleen over zaken die van de overheid komen in de vorm van zekerheden en verplichtingen, maar ook over alle structuren en omgangsvormen die in het intermenselijk verkeer zijn ontstaan en die zowel van commerciële, als van maatschappelijke of culturele aard kunnen zijn en tot een min of meer vast patroon gestold zijn.
Het gaat dus niet alleen om grote zaken als de kinderbijslag en de Ramadan, maar ook over de woensdagse markt, het sturen van kerstkaarten en de oranjegekte rond een voetbaltoernooi.
Wanneer die binding in sommige groepen of perioden verzwakt is, kan dat verschillende oorzaken hebben. Het kan zijn dat de structuren het laten afweten zodat bepaalde groepen uit de boot vallen (of er uitgeduwd worden) zoals dat met de ‘illegalen’ of de ‘minima’ gebeurt.[1]
Het kan ook dat een groep mensen z’n sociale contract eenzijdig opzegt: “Jouw rechtsorde is de mijne niet.”[2]

—-

[1]Alleen de gewoonte om een mens in al zijn volheid aan te duiden met één kenmerk is al een acte van verstoting.
We hebben het hier over mensen, die in de ongelukkige omstandigheid verkeren (nog) niet over een geldige verblijfsvergunning te beschikken. Als we ze illegalen noemen – onwettigen – dan ligt dat wel erg dicht tegen outlaws aan.
Het is misschien ook goed te bedenken dat de nazi’s en hun Nederlandse medewerkers verzetsmensen illegalen noemden.
Minima zijn mensen met een minimum inkomen, die voor het overige wellicht maximaal fuctioneren. Door ze alleen op basis van hun inkomen als minima te karakteriseren, minimaliseer je ze. En minimaliseren is zoveel als maximaal kleineren.
[2] ‘Argument’ van de gewelddadige tak van de Amsterdamse krakersbeweging rond 1980, waaruit blijkt dat extremisme niet alleen een importproduct is.

mailtobutton


%d bloggers liken dit: